Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE5803

Datum uitspraak2002-07-17
Datum gepubliceerd2002-09-11
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers174-H-02
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Uitspraak : 17 juli 2002 Rekestnummer : 174-H-02 Rekestnr. rechtbank : 01-5547/166424 GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE FAMILIEKAMER B e s c h i k k i n g in de zaak van [appellant], wonende te [woonplaats], verzoeker in hoger beroep, hierna te noemen: de vader, procureur mr. Veldhuis, tegen [geïntimeerde], wonende te [woonplaats], verweerder in hoger beroep, hierna te noemen: de moeder. PROCESVERLOOP De vader is [in] 2002 in hoger beroep gekomen van een beschik-king van de rechtbank te [Y] [in] 2002. DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP 1. De vader heeft een beroepschrift ingediend zonder daarbij de processtukken uit de eerste aanleg over te leggen. 2. Bij brief van 19 maart 2002 heeft het hof verzocht om binnen tien dagen de processtukken uit de eerste aanleg over te leggen. De vader heeft binnen deze termijn geen stukken overgelegd. 3. Bij brief van 27 mei 2002 is de vader door het hof alsnog in de gelegenheid gesteld binnen twee weken na dagtekening de verzochte stukken over te leggen. Daarbij is vermeld dat indien de vader in verzuim blijft het hof dit verzuim zal opvatten als een afzien van een mondelinge behandeling en een beschikking zal geven, inhoudende de niet ontvankelijkheid van de vader. De vader heeft binnen deze termijn wederom niet gereageerd, zodat een mondelinge behandeling niet heeft plaatsgevonden. 4. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende het verzoek van de moeder alsnog af te wijzen. De vader heeft evenwel nagelaten de processtukken uit de eerste aanleg over te leggen, hoewel het hof de vader daar bij herhaling om heeft verzocht. Nu de vader geen gebruik heeft gemaakt van de door het hof geboden gelegenheid zijn verzuim te herstellen en het voor een goede beoordeling noodzakelijk is dat het hof de beschikking heeft over de bedoelde stukken, is het hof van oordeel dat de vader wegens strijd met de beginselen van behoorlijk procesrecht niet in zijn hoger beroep kan worden ontvangen. Het hof verwijst hierbij naar artikel 34 Rv (nieuw) in samenhang met het rekestreglement. Uit het voorgaande volgt dat het hof de vader niet ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep. BESLISSING Het hof: verklaart de vader niet ontvankelijk in zijn hoger beroep. Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Wildenberg, Dusamos en Labohm bijge-staan door mr. Groenleer als griffier, en uitgespro-ken ter openbare terecht-zitting van 17 juli 2002.