
Jurisprudentie
AE5967
Datum uitspraak2002-07-31
Datum gepubliceerd2002-07-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200200720/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-07-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200200720/1
Statusgepubliceerd
Uitspraak
200200720/1.
Datum uitspraak: 31 juli 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
burgemeester en wethouders van Veendam,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 december 2001 hebben verweerders krachtens de Wet milieubeheer aan [vergunninghouder] een vergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor het houden, verhandelen en trainen van maximaal 15 paarden en pony’s in een binnen- en buitenruimte en opslag van vrijkomende zaagselmest/stromest op een vloeistofdichte vloer met opstaande randen en een overkapping op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Veendam, sectie […], nummers […] en […]. Dit aangehechte besluit is op 27 december 2001 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 5 februari 2002, bij de Raad van State ingekomen per telefaxbericht van 5 februari 2002, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 28 maart 2002 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juli 2002, waar verweerders, vertegenwoordigd door mr. W.R. van der Velde, advocaat te Groningen, zijn verschenen. Voorts is vergunninghouder, in persoon, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Appellant heeft zich in het beroepschrift beperkt tot het verwijzen naar de tegen het ontwerp van het besluit ingebrachte bedenkingen. In de considerans van het bestreden besluit zijn verweerders ingegaan op deze bedenkingen. Appellant heeft noch in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende bedenkingen in het bestreden besluit onjuist zou zijn. Ook voor het overige is niet gebleken dat die weerlegging van de bedenkingen onjuist is.
2.2. Het beroep is ongegrond.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. De Vink
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2002
154-325.

