
Jurisprudentie
AE6076
Datum uitspraak2002-05-22
Datum gepubliceerd2002-08-02
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers01/994 ZFW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-08-02
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers01/994 ZFW
Statusgepubliceerd
Uitspraak
01/994 ZFW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
OWM Nuts Zorgverzekering u.a., appellante,
en
[Gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij besluit van 12 juli 1999 heeft appellante het verzoek van gedaagde om vergoeding van kosten van geneeskundige verzorging genoten in Marokko afgewezen.
Het tegen dat besluit ingediende bezwaar is door gedaagde bij het bestreden besluit van 29 november 1999 ongegrond verklaard.
De rechtbank 's-Gravenhage heeft het beroep tegen dat besluit bij aangevallen uitspraak van 22 december 2000 gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat appellante een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen. Naar die uitspraak wordt hier verwezen.
Appellante is van deze uitspraak in hoger beroep gekomen op bij beroepschrift aangegeven gronden.
Namens gedaagde heeft mr. L.C. Blok, advocaat te Katwijk, een verweerschrift ingezonden.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad van 22 april 2002, waar appellante zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. E. van der Marel, werkzaam bij appellante, en waar gedaagde is verschenen bij mr. L.C. Blok, voornoemd.
II. MOTIVERING
De Raad overweegt het volgende.
Ter zitting van de Raad is op initiatief van de Raad een schikking tot stand gekomen.
Namens appellante is verklaard dat zij gelet op de bijzondere omstandigheden van dit geval bereid is om een bedrag te vergoeden van € 635,29 (f 1.400,--), inclusief proceskosten.
Namens gedaagde is met dit aanbod ingestemd en verklaard dat daarmee thans geacht kan worden volledig te zijn tegemoetgekomen aan het beroep. Desgevraagd hebben partijen elkaar finale kwijting verleend, in verband waarmee namens gedaagde onder meer is gesteld dat wordt afgezien van vergoeding van het in eerste aanleg betaalde griffierecht.
Gelet hierop stelt de Raad vast dat appellante haar in het bestreden besluit neergelegde standpunt heeft verlaten en ten genoege van gedaagde is tegemoetgekomen aan het beroep. Aangezien van het tegendeel niet is gebleken bestaat geen belang meer bij een beoordeling van het hoger beroep. Dit dient dan ook wegens vervallen procesbelang niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. M.I. 't Hooft als voorzitter, mr. R.M. van Male en mr. G.M.T. Berkel-Kikkert als leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W.F. Menkveld-Botenga als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2002.
(get.) M.I. 't Hooft
(get.) E.W.F. Menkveld-Botenga

