Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE6124

Datum uitspraak2001-10-31
Datum gepubliceerd2002-08-05
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
ZaaknummersBK-00/01233
Statusgepubliceerd


Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE tweede enkelvoudige belastingkamer 31 oktober 2001 nummer BK-00/01233 PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, de heffingsambtenaar van de gemeente Y, op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslag forensenbelasting voor het jaar 1999. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 17 oktober 2001, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn verschenen belanghebbende alsmede de Inspecteur. Beslissing Het Gerechtshof: - vernietigt de uitspraak waarvan beroep alsmede de onderhavige aanslag; - gelast de gemeente het voor deze zaak gestorte griffierecht van ƒ 60 aan belanghebbende te vergoeden. Gronden 1. Belanghebbende is eigenaar van een in de gemeente gelegen (vakantie-)woning aan a-park te P (hierna: de woning). 2. Ten aanzien van de woning is aan belanghebbende voor het jaar 1999 een aanslag in de forensenbelasting van de gemeente opgelegd ten bedrage van ƒ 612,80. Het tegen de aanslag gerichte bezwaar is bij de bestreden uitspraak afgewezen. 3. De aanslag is gebaseerd op de "Verordening forensenbelasting 1999" van de gemeente (hierna: de Verorde-ning). De Verordening is vastgesteld op grond van artikel 223 van de Gemeentewet (hierna: de Wet). 4. In geschil is de vraag of de aanslag terecht is opgelegd, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoordt. 5. Belanghebbende heeft - kort weergegeven - aangevoerd dat de woning is aangekocht als belegging. Belanghebbende is docent en kan de woning alleen gebruiken tijdens schoolvakanties, juist in de schoolvakanties wordt de woning verhuurd. De woning staat belanghebbende dus niet ter beschikking. 6. Ingevolge artikel 223 van de Wet en artikel 2, lid 1, van de Verordening wordt onder de naam forensenbelasting een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden. 7. Vaststaat dat belanghebbende in de gemeente geen hoofdverblijf heeft. Het Hof acht, gelet op hetgeen in de stukken en ter zitting is aangevoerd, aannemelijk dat belang-hebbende de woning slechts voor de verhuur beschikbaar wilde houden. De woning is dan ook naar 's Hofs oordeel bestemd voor de verhuur en niet voor eigen recreatief gebruik. Weliswaar is de woning in 1999 niet het gehele jaar doch slechts 151 dagen verhuurd, maar die dagen betroffen wel het zomerseizoen en een aanzienlijk gedeelte van het naseizoen. Belanghebbende heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij de woning in 1999 alleen heeft gebruikt om onderhoudswerkzaamheden te verrichten. De stelling van de Inspecteur dat belanghebbende de woning gedurende de tijd dat deze niet door derden wordt gebruikt, voor zichzelf of zijn gezin beschikbaar houdt, is naar 's Hofs oordeel onjuist. Het enkele feit dat de woning in een bepaalde periode niet wordt verhuurd, betekent nog niet dat belangheb-bende ook niet de bedoeling zou hebben die woning te verhuren. In de gegeven omstandigheden betekent leegstand niet beschik-baarheid voor zichzelf of zijn gezin, doch beschikbaarheid voor huurders, voor andere derden-gebruikers of voor niemand. 8. Op grond van het vorenstaande is het beroep gegrond. 9. Nu deze zijn gesteld noch gebleken, acht het Hof geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Wel dient aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed. Deze uitspraak is vastgesteld op 31 oktober 2001 door mr. Vonk en op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegen-woordigheid van de waarnemend griffier mevrouw mr. Van den Brink. (Van den Brink) (Vonk) aangetekend aan partijen verzonden: Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt, is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.