Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE6261

Datum uitspraak2002-07-17
Datum gepubliceerd2002-08-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 02/00316
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WAHV 02/00316 17 juli 2002 CJIB 38198434 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank te Rotterdam van 18 januari 2002 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats]. 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. Ingevolge art. 14, eerste lid, WAHV in verbinding met het in de artt. 6:24, 6:7 en 6:8 Awb bepaalde dient het hoger beroep te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen een termijn van zes weken, welke termijn aanvangt op de dag na die waarop een afschrift van de bestreden beslissing aan de betrokkene is toegezonden. Voorts bepaalt het te dezen toepasselijke art. 6:9 Awb dat het beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen, alsmede dat bij verzending per post het beroepschrift tijdig is ingediend, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. 3.2. De bestreden beslissing is blijkens de daarop geplaatste mededeling op 18 januari 2002 aan de betrokkene toegezonden. Het beroepschrift, gedateerd 27 februari 2002, is blijkens het daarop geplaatste stempel op 5 maart 2002 ter griffie van de rechtbank ontvangen, terwijl de enveloppe waarin het beroepschrift is verzonden blijkens het daarop geplaatste poststempel op 2 maart 2002 is afgestempeld. 3.3. De laatste dag van de beroepstermijn was 1 maart 2002. Aangezien niet uit te sluiten valt, dat een op 2 maart 2002 afgestempelde brief op 1 maart 2002 ter post is bezorgd, acht het hof, - anders dan de advocaat-generaal -, de betrokkene ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep, nu het beroepschrift niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. 3.4. Het hof zal in verband met het bovenstaande de advocaat-generaal in de gelegenheid stellen een nader verweerschrift in te dienen. 4. De beslissing Het gerechtshof: alvorens verder te beslissen: stelt de advocaat-generaal in de gelegenheid binnen vier weken een nader verweerschrift in te dienen. Dit arrest is gewezen door mrs. Vellinga, Dijkstra en Weenink in tegenwoordigheid van mr. Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.