Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE6286

Datum uitspraak2002-08-02
Datum gepubliceerd2002-08-07
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersBK 872/02
Statusgepubliceerd


Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UIT-SPRAAK Nr. 872/02 2 augustus 2002 Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, tweede enkelvoudige belastingkamer, op het verzet van X te Z tegen de beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 19 april 2002. De voorzitter heeft bij voormelde beschikking uit-spraak gedaan op het door belanghebbende ingestelde beroep tegen de uitspraak van de gemeente Groningen te Groningen (hierna: de gemeente), gedaan op het bezwaarschrift van de be-lang-hebbende tegen de te zijn aanzien genomen beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken. Ingevolge de artikelen 26, eerste lid en 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht kan hij, die bezwaar heeft tegen een uitspraak van de gemeente, binnen zes weken na dagtekening van het afschrift van de uitspraak in beroep komen bij het gerechtshof. De uitspraak van de gemeente is gedagtekend 15 februari 2002 en het beroepschrift is ter post bezorgd op 1 april 2002, derhalve niet binnen zes weken na dagtekening van de uitspraak. Om deze reden heeft de voorzitter bij beschikking van 19 april 2002 de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. Tegen deze beschikking is de belanghebbende tijdig in verzet gekomen bij een verzet-schrift dat is ingediend op 26 april 2002. De gemeente heeeft hierop schriftelijk gereageerd. Belanghebbende heeft niet gevraagd om over zijn verzet te worden gehoord, terwijl het hof geen aanleiding heeft gevonden hem uit eigen beweging te horen. Belanghebbende stelt in zijn verzetschrift dat zijn beroepschrift op 28 maart 2002 ter post is bezorgd. Hij wijt de te late binnenkomst van zijn beroepschrift bij het hof aan het na 28 maart 2002 aankomende paasweekeind met de daarbij behorende postvertragingen. Het hof is van oordeel dat belanghebbende onvoldoende feiten en omstandigheden aanvoert die, indien deze aannemelijk gemaakt worden, de termijnoverschrijding een verschoonbaar karakter verlenen. Het beroepschrift is bij de PTT afgestempeld op 1 april 2002, derhalve niet binnen zes weken na 15 februari 2002. Op grond van het vorenoverwogene dient als volgt te worden beslist: Het hof verklaart het verzet ongegrond. Gedaan op 2 augustus 2002 door mr. Pruiksma, vice-president, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoor-- digheid van de griffier Lorist en onderte-kend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier. Op 7 augustus 2002 afschrift aangetekend verzonden aan bei-de partijen. De griffier van het Gerechtshof te Leeuwarden.