Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE6287

Datum uitspraak2002-08-02
Datum gepubliceerd2002-08-07
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersBK 1132/02
Statusgepubliceerd


Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UIT-SPRAAK Nr. 1132/02 2 augustus 2002 Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, tweede enkelvoudige belastingkamer, op het verzet van X te Z tegen de beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 24 mei 2002. De voorzitter heeft bij voormelde beschikking uit-spraak gedaan op het door belanghebbende ingestelde beroep tegen de uitspraak van burgemeester en wethouders van de gemeente Wymbritseradiel te IJlst (hierna: b. en w.), gedaan op het bezwaarschrift van de be-lang-hebbende tegen de te zijn aanzien genomen beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken. Ingevolge de artikelen 26, eerste lid en 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht kan hij, die bezwaar heeft tegen een uitspraak van de directeur, binnen zes weken na dagtekening van het afschrift van de uitspraak in beroep komen bij het gerechtshof. De uitspraak van b. en w. is verzonden 27 februari 2002 en het beroepschrift is ter post bezorgd op 26 april 2002, derhalve niet binnen zes weken na dagtekening van de uitspraak. Om deze reden heeft de voorzitter bij beschikking van 24 mei 2002 de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. Tegen deze beschikking is de belanghebbende tijdig in verzet gekomen bij een verzet-schrift dat is ingediend op 3 juni 2002. B. en w. hebben hierop schriftelijk gereageerd. Belanghebbende heeft niet gevraagd om over zijn verzet te worden gehoord, terwijl het hof geen aanleiding heeft gevonden hem uit eigen beweging te horen. Belanghebbende stelt in zijn verzetschrift dat hij tijdens de fase waarin hij beroep had kunnen aantekenen tegen de uitspraak op het bezwaarschrift in onderhandelingen was met b. en w. Hij had de hoop dat in de eindfase van de termijn met de gemeente tot een akkoord zou kunnen worden gekomen. Nu een oplossing niet is gekomen was hij op een gegeven moment te laat met het indienen van een beroepschrift. Het hof is van oordeel dat belanghebbende de termijn voor het instellen van een beroepschrift veilig had kunnen stellen door het indienen van een pro-forma beroepschrift. In dat geval had hij op een later tijdstip eventueel zijn beroep kunnen aanvullen. Derhalve is het aan belanghebbende zelf te wijten dat zijn beroepschrift te laat is ingediend bij het hof. Op grond van het vorenoverwogene dient als volgt te worden beslist: Het hof verklaart het verzet ongegrond. Gedaan op 2 augustus 2002 door mr. Pruiksma, vice-president, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoor-- digheid van de griffier Lorist en onderte-kend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier. Op 7 augustus 2002 afschrift aangetekend verzonden aan bei-de partijen. De griffier van het Gerechtshof te Leeuwarden.