Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE6610

Datum uitspraak2002-07-02
Datum gepubliceerd2002-08-20
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers01/01256
Statusgepubliceerd


Indicatie

Belanghebbende exploiteert in de vorm van een eenmanszaak een coffeeshop. In de coffeeshop worden onder meer softdrugs verkocht. De inspecteur heeft gesteld dat belanghebbende niet heeft voldaan aan de administratieplicht als bedoeld in artikel 52 AWR. Om die reden dient, aldus de inspecteur, het beroep, gelet op artikel 27e, aanhef en onderdeel b, AWR, te worden afgewezen, tenzij belanghebbende ervan doet blijken dat en in hoeverre de bestreden uitspraak onjuist is. De inspecteur heeft zich ter onderbouwing van zijn stelling gebaseerd op de omstandigheid dat het uit belanghebbendes administratie af te leiden brutowinstpercentage (22,3%) behaald met de verkopen van softdrugs significant afwijkt van het in de branche gebruikelijke bruto winstpercentage (50%), en dat belanghebbende hiervoor geen plausibele verklaring heeft gegeven. De inspecteur heeft geen andere omstandigheden aangevoerd. Er heeft geen controle op de administratie van belanghebbende plaatsgevonden. Hof: Indien het uit de administratie af te leiden brutowinstpercentage significant afwijkt van hetgeen in de branche gebruikelijk is, vormt dit een aanwijzing dat de administratie geen betrouwbare weergave van het bedrijfsresultaat bevat. Zonder meer vormt dit gegeven echter onvoldoende basis voor het oordeel dat belanghebbende niet aan zijn administratieplicht heeft voldaan en dat op die grond een omkering van de bewijslast geboden is als bedoeld in artikel 27e, aanhef en onderdeel b, AWR. Zulks geldt te meer nu belanghebbende in het onderhavige geval een verklaring heeft gegeven voor het verschil tussen het brutowinstpercentage dat volgens de inspecteur gebruikelijk is en het uit de administratie van belanghebbende af te leiden bruto winstpercentage. Nu geen onderzoek naar de deugdelijkheid van de administratie is verricht, terwijl voorts de inspecteur heeft verklaard dat de administratie voldoende was om de omzet te kunnen vaststellen, acht het Hof hem niet geslaagd in het bewijs dat belanghebbende niet aan zijn administratieplicht heeft voldaan. Voor een omkering van de bewijslast als bedoeld in artikel 27e, aanhef en onderdeel b, AWR ziet het Hof derhalve onvoldoende grond.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Eerste Meervoudige Belastingkamer UITSPRAAK op het beroep van X te Z, belanghebbende, tegen een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen P, de inspecteur. 1. Loop van het geding 1.1. Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 13 april 2001, ingediend door A te Q als zijn gemachtigde. Het beroepschrift, aangevuld bij brief van 7 mei 2001, is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur met dagtekening 9 maart 2001, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 1997. 1.2. Aan belanghebbende is een aanslag opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 113.671. Bij de bestreden uitspraak is het bezwaar tegen de aanslag afgewezen. Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 78.178. 1.3. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Hij concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak. 1.4. Ter zitting van 27 november 2001 zijn verschenen en gehoord gemachtigde voornoemd, tot bijstand vergezeld van B, administrateur van belanghebbende, wiens aanwezigheid ter zitting bij brief van 20 november 2001 door gemachtigde is aangekondigd, alsmede namens de inspecteur C, tot bijstand vergezeld van D en E. De gemachtigde heeft een pleitnota voorgedragen en met bijlagen overgelegd. De inhoud van de pleitnota geldt als opgenomen in deze uitspraak. De inspecteur is in de gelegenheid gesteld om kennis te nemen van de bijlagen en zich hierover uit te laten. 2. Tussen partijen vaststaande feiten 2.1. Belanghebbende exploiteert in de vorm van een eenmanszaak een coffeeshop onder de naam Y (hierna: "de coffeeshop"). De coffeeshop is gevestigd op het adres a-straat 1 te Z. In de coffeeshop worden onder meer softdrugs verkocht. 2.2. Belanghebbende heeft aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1997 gedaan van een belastbaar inkomen van ƒ 78.178. In een als bijlage bij de aangifte gevoegd rapport inzake de periode 1 januari 1997 tot en met 31 december 1997 is onder meer het volgende vermeld: "TOELICHTING OP BALANS per : 31-12-97 31-12-96 Voorraden (...) Voorraad canabis 2.331 0 (...) TOELICHTING OP DE WINST EN VERLIESREKENING over : 01-01-97/ 01-01-96/ 31-12-97 31-12-96 Netto omzet Omzet 0% 54.001 58.600 Omzet 6% 156.680 160.850 Omzet 17,5% 4.121 3.888 Omzet Automaten 39.005 49.922 Omzet Canabis 217.360 192.375 471.167 465.635 Inkoopwaarde van de omzet Inkopen 0% 50.178 55.071 Inkopen 6% 50.784 52.163 Inkopen 17,5% 400 50 Inkopen Canabis 168.985 151.557 Wijziging voorraad 2.144- 2.535 268.203 261.376 (...) Lonen en salarissen 29.390 26.951 (…)" De som der kosten voor het jaar 1997 bedraagt volgens de winst- en verliesrekening ƒ 100.917 en het resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening ƒ 101.085. 2.3. In een rapport van 30 november 1999 van de Belastingdienst/Ondernemingen P is onder meer als volgt verslag uitgebracht van een op 21 juli en 15 oktober 1999 verricht onderzoek betreffende de aanvaardbaarheid van de aangifte inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen 1997 van belanghebbende. "2 Algemeen (...) 2.3 Administratie De belastingplichtige verzorgt zelf de administratie. Voor de reguliere omzet wordt gebruik gemaakt van een electronische kassa. De softdrugsomzet wordt bijgehouden door het totaal van de kasontvangsten te verminderen met de reguliere omzet. De omzet wordt vastgelegd op een kladblaadje. Tevens wordt per dag de begin- en eindvoorraad geteld. Gelet op de wijze van inkopen wordt er geen inkoopadministratie bijgehouden. (...) 3. Fiscale winstberekening 3.1 Opbrengstverantwoording Zoals in het onderdeel algemeen reeds is opgemerkt heeft de ontvangstverantwoording geen onderdeel uitgemaakt van het onderzoek. De kasontvangsten worden per dag (...) verwerkt. (...) De verkopen softdrugs worden op een lijst vermeld -per dag -met de omschrijving G T J, hetgeen staat voor geeltje, tientje en joints. Op de lijst staan de verkochte aantallen en de het totaal van de softdrugsverkopen. Een voorbeeld van een dergelijke lijst over het jaar 1997-week 51 t/m 53 is in het dossier opgenomen. Er heeft geen controle op de volledigheid van de omzet softdrugs plaatsgevonden. 3.1.1 Brutowinst 1997 Omzet f 217.360 Inkoopwaarde f 168.985 Brutowinst f 48.375 Percentage van de Inkoopwaarde 28.6% Het aangegeven brutowinstpercentage wijkt in sterke mate af van de door de Belastingdienst gehanteerde norm. Dit is de reden geweest het onderzoek volledig te richten op de inkoop-cq inkoopkostenkant. (...) Ten aanzien van de brutowinst werd (...) de volgende verklaring gegeven: De inkoop is geheel verlegd naar de groothandel. De groothandel verzorgt naast de inkoop tevens de opslag,beveiligings,transport-en verpakkingskosten. X koopt in als de 500 gram gedoognorm is bereikt. Er wordt door hem geen inkoopprijs betaald,maar 1x per maand afgerekend op basis van de verkochte hoeveelheden. (consignatiesysteem) (...) Er is (...) meegedeeld dat de Belastingdienst in principe uitgaat van een marge van 100% van de inkoopwaarde. Dit percentage is vastgesteld op basis van uitgevoerde onderzoeken door de Belastingdienst en Justitie alsmede door marges welke door de branche zelf worden aangegeven. (...) Een probleem in deze branche is dat (…) de gegevens inzake de inkoop niet op een reguliere manier kunnen worden aangetoond. (…) De Belastingdienst kan zich voor het uitvoeren van haar controlerende taak dan ook alleen beroepen op gegevens van de branche zelf en verklaringen uit perspublicaties en justitiële onderzoeken. (…) Het is -gelet op de ervaringen in de branche -niet onaannemelijk dat er extra kosten in rekening worden gebracht. (…) Berekening winst softdrugs: Brutowinst f 97.812 Kosten - 5.000 ----------- Winst f 92.812 Aangegeven - 48.375 ----------- Correctie f 44.437" 2.4. In een brief van 9 december 1999 van de inspecteur aan belanghebbende inzake het controlerapport is onder meer het volgende opgenomen: "Het in het controlerapport genoemde brutowinstpercentage wijkt al af van hetgeen in het algemeen door de Belastingdienst wordt gehanteerd. (…) Ik wil u over het jaar 1997 een aanvullende kostenpost van nogmaals f 5.000 toekennen omdat het oorspronkelij bedrag alleen is gebaseerd op de stachekosten. De nieuwe berekening wordt dan: Brutowinst f 97.812 Kosten - 10.000 ----------- Winst f 87.812 Aangegeven - 48.375 ----------- Correctie f 39.437 = f 39.000 afgerond." 2.5. In de uitspraak op het bezwaarschrift is onder andere het volgende opgenomen: "Beoordeling van het bezwaar Met betrekking tot softdrugs is in de verlies en winstrekening het volgende aangegeven. Omzet Canabis f 217.360 Inkopen Cananbis f 168.985 - Netto winst f 48.375 Dit is 28,6% van de inkopen en 22,3% van de verkopen. De Belastingdienst gaat in deze branche uit van 100% van de inkopen. Dit is 50% van de omzet. Met betrekking tot de afwijking van deze percentages heeft uw client verklaard dat dit komt omdat hij kant en klaar inkoopt. (...) In de bezwaarfase ga ik thans uit van de volgende geschilpunten. 1 De hoogte van de inkoopkosten 2 Het afwijkende brutowinstpercentage (…) 2 Het afwijkend brutowinstpercentage. Het gerealiseerde brutowinstpercentage van 22,3% van de omzet softdrugs wijkt dusdanig af van het geen gebruikelijk is in de branche dat de boekhouding met betrekking tot de softdrugs niet kan dienen als basis voor de winstberekening. Ik verwerp derhalve de boekhouding op dit punt. (…) Nu ik de boehouding met betrekking tot de softdrugs heb verworpen, ben ik van mening dat op grond van artikel 29, eerste lid Awr (oud) de bewijslast omgekeerd wordt. Uw client is naar mijn mening niet geslaagd in zijn bewijslast ten aanzien van het afwijkende brutowinstpercentage." 2.6. In het verweerschrift is onder meer het volgende opgenomen: "Uit het voorgaande kan ik niet anders dan de conclusie trekken dat de door belanghebbende in zijn aangifte aangegeven marge (22,3%) significant afwijkt van de gebruikelijke marge (50%) in de branche. Dit gegeven leidt er toe dat belanghebbende op dit punt niet heeft voldaan aan zijn administratieplicht en dat op grond van artikel 29 Awr de bewijslast bij belanghebbende ligt. Belanghebbende heeft naar mijn mening niet afdoende bewezen waarom zijn marge afwijkt van hetgeen in de branche gebruikelijk is." 2.7. De inspecteur heeft bij zijn verweerschrift een bijlage gevoegd met daarin opgenomen een overzicht van delen van de geanonimiseerde jaarstukken van 14 coffeeshops. De inspecteur leidt uit dit overzicht een gemiddeld brutowinstpercentage af van 49,58. 2.8. De bestreden aanslag is, gedagtekend 29 december 1999, overeenkomstig de onder 2.4 vermelde brief, als volgt vastgesteld: Aangegeven belastbare inkomen ƒ 78.178 Winstcorrectie 39.437 + dotatie aan de FOR 3.944 - Vastgesteld belastbare inkomen ƒ 113.671 3. Het geschil In geschil is de vraag of het aangegeven inkomen terecht met (per saldo) ƒ 35.493 is verhoogd. 4. Standpunten van partijen 4.1. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken en de onder 1.4 vermelde pleitnota. 4.2. Ter zitting is hieraan namens belanghebbende samengevat nog het volgende toegevoegd. Door B: Ik treed hier op als gemachtigde van belanghebbende en niet als getuige. Onder inkoop op consignatiebasis versta ik het volgende. Belanghebbende krijgt een standaardvoorraad van de leverancier. Deze wordt in de loop van de week 1 à 2 keer in de week bijgevuld. Het kan ook drie keer per week zijn. Aan het eind van de week, op zondagavond, wordt er afgerekend met de leverancier. Dit wordt vastgelegd op een briefje. Dan wordt de leverancier betaald. De leverancier vult vervolgens de voorraad weer aan. We rekenen dus pas achteraf af. Ik denk niet dat de leverancier eigenaar blijft totdat de cannabis wordt verkocht. Er is alleen een mondelinge afspraak. Er is een vaste leverancier, maar belanghebbende is vrij om naar een andere leverancier te gaan. Er zijn echter maar een of twee leveranciers die op consignatiebasis werken. Op 31 december is er een jaarafsluiting. Als deze datum niet op een zondag valt, dan volgt er een afrekening op 31 december. Op die manier is er nooit niet-afgerekende voorraad. De netto-marge is niet veranderd door het inkopen op consignatiebasis. De inkoopwaarde op de markt van een zakje Nederwiet bedraagt ƒ 14,60 per zakje van 2,2 gram. Als we een opslag van 100% zouden hebben, zouden we deze voor ƒ 29,20 moeten doorverkopen, maar wij rekenen een prijs van ƒ 25. En dan hebben we nog niet eens onze eigen kosten in aanmerking genomen. Belanghebbende koopt in voor ƒ 19 per zakje. Hij heeft dan nog altijd ƒ 6 winst. De kosten blijken niet goed uit de jaarstukken voor wat betreft 1996. Er wordt nooit meer dan 500 gram tegelijk geleverd, in kant en klare zakjes. Wij leggen vast hoeveel er in de week is bijgeleverd. Ten opzichte van 1996 zijn de personeelskosten niet lager geworden, belanghebbende deed het eerst zelf. Sommige kosten, bijvoorbeeld huurkosten, zijn niet opgenomen. Ik kan op zich niet verklaren waarom de brutomarge van 1996 niet hoger is dan die in 1997. Op 31 december 1997 waren er wel voorraden. Op 31 december 1996 was er geen voorraad. Belanghebbende werkt op donderdag, vrijdag en zaterdag. Belanghebbende heeft drie personeelsleden. Zij houden de administratie bij op de dagen dat zij werken. De afrekening op zondag bedraagt meestal zo'n ƒ 4000 à ƒ 5000. In 1997 hadden we twee kassa's, één voor de reguliere verkoop en één vel papier voor de cannabis. Vanaf 1998 slaan we alles aan op één kassa, ook de cannabis. Twee kassa's was voor ons beter te controleren, omdat een deel van de cannabis-omzet voor de leverancier bestemd is. De klanten moeten de cannabis vooraf betalen, de koffie en thee pas bij het verlaten van de zaak. De leverancier neemt de lijsten mee. Wij bewaren de totaallijst per week in de administratie. Een deel van de kosten is in de administratie bewaard. Door gemachtigde: Belanghebbende is in mei 1996 begonnen met inkoop op consignatiebasis, en niet in 1997. Het jaartal 1997 was een fout in het beroepschrift. Omdat in 1996 slechts de eerste vier maanden niet op consignatiebasis is ingekocht, is dit niet traceerbaar in de jaarstukken. Over de jaren 1996 en 1997 zijn de totaal lijsten van de inkoop nog aanwezig. 4.3. Ter zitting is hieraan namens de inspecteur nog het volgende toegevoegd. Het door belanghebbende aangegeven brutowinstpercentage van 22 verschilt significant met het in de branche gebruikelijke brutowinstpercentage. Gelet op de uitspraak van het Hof van 11 juli 2000, nr. 99/121 en de gewijzigde wet leidt dit tot omkering van de bewijslast. Naar aanleiding van de pleitnota merk ik op dat de daar aangehaalde 20% gaat over thuistelers. Dit is niet relevant voor de onderhavige zaak. Het is mij niet duidelijk of de consignatie-inkoop in 1996 is begonnen of in 1997. In mijn competentiegebied komt consignatie-inkoop slechts zeer zelden voor. Het is ook niet af te leiden uit de stukken. Als er al sprake is van consignatie-inkoop, dan zal de inkoopprijs inderdaad hoger zijn; de "stashkosten" zijn naar mijn mening dan verdisconteerd in de inkoopprijs. We zijn in deze zaak al veel te ver tegemoetgekomen aan belanghebbende. Met betrekking tot de bij de pleitnota behorende bijlagen merk ik het volgende op. Voor de stukken van advocaat F verwijs ik naar de voornoemde uitspraak van het Hof. De brieven van andere inspecties zijn wellicht in de compromissfeer tot stand gekomen en zijn niet relevant voor deze zaak, evenmin als de brief van onze eigen inspectie. Deze brieven vormen zeker geen beleid. Ik heb geen briefjes gezien van afrekeningen met de leverancier. Er is geen onderzoek gedaan naar die lijsten noch naar de rest van de administratie omdat de kosten toch niet in de administratie zijn terug te vinden. De omzet was voor ons een gegeven, van daaruit hebben we op basis van de theorie een correctie toegepast. Wij hebben de inkoopadministratie in het geheel niet gecontroleerd. Wij hebben geen materieel onderzoek ingesteld, dat wil zeggen onder andere geen kascontrole. Dit is in overleg gebeurd met mijn superieuren. Ik weet dus niet wat er allemaal in de administratie aanwezig was. Ik heb wel altijd gesproken met gemachtigde en mede-gemachtigde. Het geschil ging al snel over de kosten die in de inkoopprijs zitten verscholen. Daarom heb ik de administratie niet gecontroleerd. De administratie zag er voldoende uit om de omzet te kunnen vaststellen. Ik handhaaf mijn stelling dat belanghebbende niet aan zijn administratieplicht heeft voldaan. Naast de significante afwijking van het brutowinstpercentage heb ik geen andere feiten of argumenten om te stellen dat niet aan de administratieplicht is voldaan. De marge van 100% is voor ons aannemelijk. Het is verder oncontroleerbaar. Tijdens het onderzoek is besloten de administratie niet te controleren. Als wij een significante afwijking van de brutowinstmarge constateren dan concentreren wij ons daar op. Verder hebben wij geen tijd om verder te controleren, er zijn 300 coffeeshops in Amsterdam. Ook op de balans van 1998 staat een voorraad cannabis. 5. Beoordeling van het geschil 5.1. De inspecteur heeft gesteld dat belanghebbende niet heeft voldaan aan de administratieplicht als bedoeld in artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Om die reden dient, aldus de inspecteur, het beroep, gelet op artikel 29, eerste lid, AWR (tekst zoals deze luidde voor het jaar 1997), te worden afgewezen, tenzij belanghebbende ervan doet blijken dat en in hoeverre de bestreden uitspraak onjuist is. 5.2. Artikel 52 AWR, voor zover hier van belang, bepaalt (a) dat administratieplichtigen gehouden zijn van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf, naar de eisen van dat bedrijf, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen hieruit duidelijk blijken, (b) dat de gegevensdragers gedurende tien jaren moeten worden bewaard en (c) dat een controle van de gevoerde administratie voor de inspecteur binnen een redelijke termijn mogelijk is. Indien niet volledig is voldaan aan de verplichtingen ingevolge artikel 52 AWR wijst het Hof het beroep af, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is. 5.3. De inspecteur heeft zich ter onderbouwing van zijn stelling dat belanghebbende niet voldaan heeft aan de administratieplicht van artikel 52 AWR gebaseerd op de omstandigheid dat het uit de bij de aangifte gevoegde jaarstukken blijkende brutowinstpercentage behaald met de verkopen van softdrugs significant afwijkt van het in de branche gebruikelijke brutowinstpercentage, en dat belanghebbende hier geen plausibele verklaring heeft gegeven, hoewel het op de weg van belanghebbende ligt om dat te doen. De inspecteur heeft geen andere omstandigheden aangevoerd. 5.4. Op grond van de door de inspecteur ingediende stukken en hetgeen de inspecteur hieromtrent ter zitting heeft verklaard stelt het Hof vast dat er met betrekking tot de verkopen van softdrugs geen controle van de administratie van belanghebbende heeft plaatsgevonden. De inspecteur heeft ter zitting toegelicht dat er geen materieel onderzoek is ingesteld, dat wil zeggen dat er onder andere geen kascontrole en geen controle op de inkoopadministratie heeft plaatsgevonden. De inspecteur heeft verklaard dat in overleg met zijn superieuren besloten is om geen controle in te stellen, dat dit niet nodig was omdat de omzetgegevens hem betrouwbaar leken en hij op basis van deze omzetgegevens een correctie heeft toegepast op basis van de in de branche gebruikelijke brutowinstmarges. 5.5. Belanghebbende, een administratieplichtige als bedoeld in artikel 52 AWR, heeft met betrekking tot de inkoopadmistratie in zijn beroepschrift en ter zitting verklaard dat vastgelegd wordt hoeveel er in de week wordt bijgeleverd, dat deze lijsten per week in de administratie worden bewaard en dat over de jaren 1996 en 1997 de totaallijsten van de inkoop nog aanwezig zijn. De inspecteur heeft deze verklaringen van belanghebbende niet weersproken en bevestigd dat de administratie een nette en verzorgde indruk maakte. 5.6. Belanghebbende heeft met betrekking tot de afwijking van het brutowinstpercentage ten opzichte van het in de branche gebruikelijke brutowinstpercentage verklaard dat hij inkoopt op consignatiebasis, dat de cannabis kant en klaar wordt aangeleverd en dat hij hierdoor bespaart op kosten van bergplaatsen, snijders en koeriers. 5.7. Indien het uit de administratie af te leiden brutowinstpercentage significant afwijkt van hetgeen in de branche gebruikelijk is, vormt dit een aanwijzing dat de administratie geen betrouwbare weergave van het bedrijfsresultaat bevat. Zonder meer vormt dit gegeven echter onvoldoende basis voor het oordeel dat belanghebbende niet aan zijn administratieplicht heeft voldaan en dat op die grond een omkering van de bewijslast geboden is als bedoeld in artikel 27e, aanhef en onderdeel b, AWR. Zulks geldt te meer nu belanghebbende in het onderhavige geval een verklaring heeft gegeven voor het verschil tussen het brutowinstpercentage dat volgens de inspecteur gebruikelijk is en het uit de administratie van belanghebbende af te leiden brutowinstpercentage. 5.8. Ter zitting heeft de inspecteur verklaard dat er geen materieel onderzoek naar de administratie is ingesteld en, meer in het bijzonder, dat de inkoopadministratie niet is gecontroleerd en dat er geen kascontrole is verricht. Nu geen onderzoek naar de deugdelijkheid van de administratie is verricht, terwijl voorts de inspecteur heeft verklaard dat de administratie voldoende was om de omzet te kunnen vaststellen, acht het Hof hem niet geslaagd in het bewijs dat belanghebbende niet aan zijn administratieplicht heeft voldaan. Voor een omkering van de bewijslast als bedoeld in artikel 27e, aanhef en onderdeel b, AWR ziet het Hof derhalve onvoldoende grond. 5.9. Uit het onder 5.8 overwogene volgt dat het op de weg van de inspecteur ligt om de in geschil zijnde correctie aannemelijk te maken. Aan het onder 5.4, 5.5 en 5.6 overwogene verbindt het Hof de conclusie dat de inspecteur met de enkele door belanghebbende gemotiveerd weersproken verwijzing naar een marge die in de branche gebruikelijk is niet in het van hem verlangde bewijs is geslaagd. Het gelijk is aan de zijde van belanghebbende. De aanslag dient te worden verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 78.178. 6. Proceskosten Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt het bedrag als volgt vastgesteld: 2 (voor het opstellen van een beroepschrift en het verschijnen ter zitting) x e 322 x 1,5 (vanwege het gewicht van de zaak) = e 966. 7. Beslissing Het Hof - verklaart het beroep gegrond, - vernietigt de uitspraak waarvan beroep, - vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 78.178, - veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een beloop van e 966 en wijst de Staat aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen, en - gelast de Staat het betaalde griffierecht ad e 27,23 aan belanghebbende te vergoeden. Aldus vastgesteld op 2 juli 2002 door mr. Van der Ouderaa, voorzitter, mrs. Goes en Beukers-Van Dooren, leden, in aanwezigheid van mr. Rentenaar-Groot als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken. Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief). 2. Bij dit beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd. 3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: a) de naam en het adres van de indiener; b) de dagtekening; c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; d) de gronden van het beroep in cassatie. Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.