Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE6851

Datum uitspraak2001-11-08
Datum gepubliceerd2002-08-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/027871-01
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE MEERVOUDIGE WRAKINGSKAMER Parketnummer 09/027871-01 Kenmerk 169379/HA RK 01-894 Beslissing in wrakingsincident Beschikking op het ter openbare terechtzitting van 22 oktober 2001 gedane verzoek tot wraking in de zaak met parketnummer 09/027871-01 tegen de verdachte: [verzoeker] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres] 1. De procedure Op 22 oktober 2001 is de strafzaak tegen de verdachte [verzoeker] uitgeroepen. De verdachte heeft op voornoemde terechtzitting de wraking van de politierechter, [politierechter], voorgedragen om hierna te noemen redenen. Het onderzoek ter terechtzitting is daarop geschorst, teneinde het wrakingsverzoek door de wrakingskamer van de arrondissementsrechtbank te laten behandelen. De wrakingskamer van de rechtbank heeft het verzoek ter raadkamerzitting van 8 november 2001 behandeld. De verzoeker is aldaar verschenen en heeft volhard bij zijn ter terechtzitting van 22 oktober 2001 gedane verzoek en heeft dit ter zitting nader toegelicht. De betrokken rechter, [politierechter] is niet ter zitting verschenen. Hij heeft de rechtbank medegedeeld niet in de wraking te berusten. De officier van justitie, mr Horstman, is ter zitting verschenen. 2. Het standpunt van verzoeker De verzoeker stelt zich op het standpunt dat er sprake is van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering. Ter onderbouwing van het standpunt heeft verzoeker - zakelijk weergegeven - het navolgende aangevoerd: In eerste instantie was mijn wrakingsverzoek een noodgreep. Het was voor mij op dat moment de enige manier om uitstel van de behandeling van mijn zaak te krijgen. Verder ben ik er niet gerust op dat [politierechter] mij een eerlijk proces zal geven. Het is een gevoel dat ik heb. Ik ben er nu 100% van overtuigd dat ik geen fair trial krijg als deze rechter over mijn zaak moet oordelen. 3. Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft - zakelijk weergegeven - als volgt het woord gevoerd: Ik begrijp uit de woorden van verzoeker dat hij in eerste instantie de rechter gewraakt heeft om de zitting uit te stellen. Naar mijn mening is wraking van de rechter daartoe een onjuist middel. Ook verder heeft verzoeker geen standpunten naar voren gebracht die mijns inziens zouden moeten leiden tot de conclusie dat het wrakingsverzoek moet worden toegewezen. Ik concludeer dan ook tot afwijzing van het wrakingsverzoek. 4. Beoordeling 4.1 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens de verdachte een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verdachte dienaangaande vrees objectief gerechtvaardigd is. 4.2 Door verzoeker is naar voren gebracht dat hij allereerst met de wraking wilde bewerkstelligen dat de behandeling van zijn strafzaak uitgesteld zou worden. De rechtbank is van oordeel dat het middel van wraking niet bedoeld is om dit doel te bereiken en verzoeker in zoverre de wraking van [politierechter] op een onjuiste grond heeft gebaseerd. 4.3 Voorts heeft verzoeker aangevoerd dat hij het gevoel heeft geen eerlijk proces te zullen krijgen als [politierechter] zijn zaak zou behandelen. De rechtbank is van oordeel dat in hetgeen door verzoeker ten grondslag is gelegd aan het verzoek tot wraking van de politierechter, geen zwaarwegende aanwijzingen besloten liggen voor het oordeel dat de politierechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert. Evenmin kan worden gezegd dat de bij verzoeker kennelijk bestaande vrees van vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Het enkele gegeven dat verzoeker verklaart er geen goed gevoel bij te hebben kan geen grond voor de inwilliging van een wrakingsverzoek vormen. 4.4 Het verzoek zal dan ook worden afgewezen. 5. Beslissing De rechtbank, wijst het verzoek tot wraking af. Deze beschikking is op 8 november 2001 gegeven door mrs Mollee,voorzitter Van Veen en Aarts, rechters, in tegenwoordigheid van mr Dingley, griffier.