
Jurisprudentie
AE7203
Datum uitspraak2002-09-04
Datum gepubliceerd2002-09-04
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200200048/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-09-04
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200200048/1
Statusgepubliceerd
Uitspraak
200200048/1.
Datum uitspraak: 4 september 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend en gevestigd te [plaatsen]
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Assen van 8 november 2001 in het geding tussen:
appellanten
en
de raad van de gemeente Hoogeveen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 december 1999 heeft de raad van de gemeente Hoogeveen (hierna: de raad) nader aangegeven percelen aangewezen als gronden waarop de artikelen 10 tot en met 24, 26 en 27 van de Wet voorkeursrecht gemeenten (hierna: de Wvg) van toepassing zijn.
Bij besluit van 25 mei 2000 heeft de raad het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften van 4 april 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 8 november 2001, verzonden op 22 november 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te Assen (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 januari 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 12 maart 2002 heeft de raad een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 juni 2002, waar appellanten, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door [gemachtigde], ambtenaar der gemeente, en [gemachtigde], medewerker van [rechtspersoon], zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Gebleken is dat op 18 oktober 2001 het ontwerp-bestemmingsplan Buitenvaart II ter inzage is gelegd en dat op grond van artikel 6 van de Wvg het voorkeursrecht voor de onderhavige percelen voorzover deze binnen de begrenzingen van dit ontwerp-bestemmingsplan vallen, is verlengd. Op 19 oktober 2001 is het voorkeursrecht voor de onderhavige percelen voorzover deze buiten de begrenzingen van het ontwerp-bestemmingsplan vallen, doorgehaald. Op 28 februari 2002 is het bestemmingsplan Buitenvaart II vastgesteld en is door de raad naar aanleiding daarvan in het kader van de Wvg een nieuw aanwijzingsbesluit genomen met betrekking tot die percelen die binnen het bestemmingsplan vallen. Niet is gebleken dat appellanten als gevolg van het bestreden aanwijzingsbesluit schade hebben geleden. Het vorenstaande kan tot geen andere gevolgtrekking leiden dan dat appellanten geen rechtens te beschermen belang meer hebben bij de beoordeling van het hoger beroep.
2.2. Het hoger beroep moet derhalve vanwege het ontbreken van het vereiste procesbelang niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.3. Een redelijke toepassing van artikel 43, eerste lid, van de Wet op de Raad van State brengt met zich dat het griffierecht door de Secretaris van de Raad van State aan appellant wordt terugbetaald.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II. gelast dat de secretaris van de Raad van State aan appellant het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht (€ 327,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E. Korthals Altes, Voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. Ch.W. Mouton, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van Staat.
w.g. Korthals Altes w.g. Matulewicz
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2002
45-395.

