Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE7530

Datum uitspraak2002-09-12
Datum gepubliceerd2002-09-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01.039064.01
Statusgepubliceerd


Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Parketnummer : 01-039064-01 Uitspraakdatum: 12 september 2002 VERKORT VONNIS Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983 wonende te [woonplaats], [adres] thans verblijvende in p.i. Rijnmond, locatie Noordsingel te Rotterdam Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 augustus 2002. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij de dagvaarding van 6 mei 2002. Een afschrift van de dagvaarding is aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 29 augustus 2002 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht. De geldigheid van de dagvaarding. De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen. De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. De ontvankelijkheid van de officier van justitie. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. De bewezenverklaring. De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte: 1. op 11 januari 2002 te Someren tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen € 29.702,57 en drie geldkoffers toebehorende aan de Edah bv, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen medewerkers van die Edah, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders - zich met (een) bivakmuts(en) op naar/in die Edah hebben begeven en - voornoemde medewerkers een vuurwapen, dan wel een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben getoond en/of voorgehouden en - voornoemde medewerkers hebben gedwongen op de grond te gaan liggen en (vervolgens) - voornoemde medewerkers hebben vastgebonden en - opzettelijk dreigend tegen voornoemde medewerker hebben gezegd: "blijf liggen, anders krijg je een 9 mm door je kop", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en - een van voornoemde medewerkers hebben gedwongen de kluis te openen; 2. op 31 januari 2002 te Boekel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen uit een aan het Sint Agathaplein gelegen supermarkt geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan E.B.M. [slachtoffer] en E. van den Tillaart supermarkten B.V., met zijn mededaders die supermarkt is binnengegaan en/of (aldaar) hebben geroepen: "geld, geld" en/of voornoemde [slachtoffer] de/een deelsleutel van de daar aanwezige kluis heeft laten pakken en de kluis heeft laten openen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en medewerkers van die supermarkt, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en zijn mededaders - die [slachtoffer] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen diens hoofd hebben gehouden en - die [slachtoffer] een mes tegen diens keel hebben gedrukt en - voornoemde medewerkers een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en een mes hebben getoond en voorgehouden en - voornoemde medewerkers hebben gedwongen op de grond te gaan liggen en (vervolgens) - voornoemde medewerkers hebben vastgebonden en - opzettelijk dreigend tegen voornoemde [slachtoffer] en voornoemde medewerkers hebben gezegd:"Wil je soms een 9 mm door je kop heen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking; 3. in de periode van 23 juni 2001 tot en met 22 februari 2002 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten het samenwerkingsverband van [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van diefstallen met geweld in vereniging dan wel afpersingen. De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. De strafbaarheid. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 45, 57, 140, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID. De eis van de officier van justitie. * een gevangenisstraf van 5 jaar met aftrek van voorarrest; * verbeurdverklaring van de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen * ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen: - [benadeelde partij 1]: niet ontvankelijkverklaring in de vordering (onvoldoende onderbouwd, geen concreet schade bedrag in het voegingsformulier gevorderd); - [benadeelde partij 2]: toewijzen € 1.000,-- immateriële schade bij wijze van voorschot; - [benadeelde partij 4]: gehele vordering toewijzen; - [benadeelde partij 3]: toewijzen € 1.000,-- immateriële schade bij wijze van voorschot; - [benadeelde partij 5] niet ontvankelijkverklaring in de vordering (onvoldoende onderbouwd, geen concreet schade bedrag in het voegingsformulier gevorderd); - [benadeelde partij 6]: gehele vordering toewijzen € 681,--; - [benadeelde partij 7] gehele vordering toewijzen € 3.685,--; Voor alle toe te wijzen bedragen dient verdachte hoofdelijk te worden veroordeeld. Daarnaast dient - eveneens hoofdelijk - de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht te worden opgelegd ter grootte van de bedragen waarvoor de vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen. De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en). Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op: a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder de draagkracht. Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte: - de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - de door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben grote onrust veroorzaakt in de plaatselijke gemeenschap; - verdachte heeft de door hem gepleegde strafbare feiten gepleegd in georganiseerd verband en heeft willens en wetens zijn (leidende) rol in die organisatie vervuld; - verdachte heeft bij het plegen van de strafbare feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de benadeelden. De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en dit voorwerpen zijn die ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden. De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregelen opleggen nu verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de strafbare feiten is toegebracht aan benadeelden en de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat daadwerkelijk schadevergoeding aan de benadeelden bevordert. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover die bedragen door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is voldaan. De motivering van de beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 2]. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de hiervoor genoemde benadeelde partijen, voor zover die hierna zal worden toegewezen, van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg een van de hiervoor bewezenverklaarde strafbare feiten door de handelingen van verdachte rechtstreekse schade, bestaande uit immateriele schade, hebben geleden tot een bedrag van € 600,-- kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen. Het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partijen (overige immateriële schade) is niet van zodanig eenvoudige aard dat dit gedeelte van de vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat zij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Aan verdachte worden meerdere wijzen van vergoeding van dezelfde schade opgelegd. In verband hiermee zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelden zal zijn gekweten tot het bedrag waarvoor verdachte en/of (een) van zijn mededader(s)/medeplichtige(n) heeft voldaan aan een van de hiervoor genoemde wijzen van schadevergoeding. De motivering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij, voor zover die hierna zal worden toegewezen, van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van een van de hiervoor bewezenverklaarde strafbare feiten door de handelingen van verdachte rechtstreekse schade heeft geleden tot een bedrag van € 3.100,--bestaande uit € 600,-- immateriële schade en € 2.500,-- terzake psycho-trauma begeleiding van het personeel en van de benadeelde zelf, kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen. Het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij (overige immateriële schade) is niet van zodanig eenvoudige aard dat dit gedeelte van de vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat zij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Aan verdachte worden meerdere wijzen van vergoeding van dezelfde schade opgelegd. In verband hiermee zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde zal zijn gekweten tot het bedrag waarvoor verdachte en/of (een) van zijn mededader(s)/medeplichtige(n) heeft voldaan aan een van de hiervoor genoemde wijzen van schadevergoeding. De motivering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor de behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van een van de hiervoor bewezenverklaarde strafbare feiten door de handelingen van verdachte rechtstreekse schade, bestaande uit immateriele schade, heeft geleden kan de vordering volledig worden toegewezen. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door een van zijn mededaders(s)/medeplichtige(n) is vergoed. Aan de maatstaven van burgerlijk recht is voldaan. Verdachte zal, als de in het ongelijk gestelde partij, verwezen worden in de door de benadeelde partij terzake haar voeging in deze strafzaak gemaakte kosten, als na te melden. Verdachte is niet gehouden tot de betaling voor zover deze kosten door een van zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is vergoed. De motivering van de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 5]. Benadeelde partijen hebben hun vordering onvoldoende geconcretiseerd. Zij hebben in het voegingsformulier de hoogte van hun vordering niet aangegeven. Gelet hierop zullen deze benadeelde partijen in de vordering niet ontvankelijk worden verklaard. De motivering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]: De benadeelde partij heeft haar vordering ter terechtzitting van 29 augustus 2002 eerst ingediend nadat de officier van justitie overeenkomstig artikel 311 van het wetboek van Strafvordering het woord gevoerd. Gelet op het bepaalde in artikel 51b, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering zal de benadeelde partij dan ook niet ontvankelijk in haar vordering worden verklaard. DE UITSPRAAK Verklaart het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor omschreven. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven: 1. Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. (artikel 312, eerst lid en tweede lid aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht) 2. Poging tot diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. (artikelen 45 en 312, eerste lid en tweede lid aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht) 3. Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. (artikel 140, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht) Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en): * een gevangenisstraf voor de duur van DRIE JAAR EN ZES MAANDEN. Beveelt, dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf. * verbeurdverklaring van de voorwerpen genoemd onder 1 tot en met 12 op de Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen. Deze lijst is aan dit vonnis gehecht. De op te leggen schadevergoedingsmaatregelen: 1. [benadeelde partij 4] (feit 1): Legt aan verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 4], van een bedrag van € 72,15 (fl 159,00) (zegge: tweeënzeventig euro en vijftien eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is vergoed. 2. [benadeelde partij 2] (feit 1) Legt aan verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2] van een bedrag van € 600,-- (zegge: zeshonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 12 dagen. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is vergoed. 3. [benadeelde partij 6] (feit 2): Legt aan verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 6] van een bedrag van € 600,-- (zegge: zeshonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 12 dagen. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is vergoed. 4. [benadeelde partije partij 3] (feit 2): Legt aan verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partije partij 3] van een bedrag van € 600,-- (zegge: zeshonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 12 dagen. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is vergoed. 5. [benadeelde partij 7] (feit 2): Legt aan verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 7] van een bedrag van € 3.100,-- (zegge: drieduizend eenhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is vergoed. De beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen: 1. [benadeelde partij 4] (feit 1): WIJST de vordering van de benadeelde partij TOE en veroordeelt verdachte te betalen aan de benadeelde partij, genaamd [benadeelde partij 4], wonende te [woonplaats, adres], een bedrag van € 72,15 (fl. 159,--) (zegge: tweeënzeventig euro en vijftien eurocent). Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is vergoed. Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde gekweten tot het bedrag waarvoor hij en/of (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) heeft voldaan aan een van de hiervoor opgelegde wijzen van vergoeding van deze schade. 2. [benadeelde partij 2] (feit 1): WIJST de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 2], wonende te [woonplaats, adres], van een bedrag van € 600,-- (zegge: zeshonderd euro). Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is vergoed. Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering terzake het overige gedeelte niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde gekweten tot het bedrag waarvoor hij en/of (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) heeft voldaan aan een van de hiervoor opgelegde wijzen van vergoeding van deze schade. 3. [benadeelde partij 6] (feit 2): WIJST de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 6], wonende te [woonplaats, adres] van een bedrag van € 600,-- (zegge: zeshonderd euro). Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is vergoed. Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering terzake het overige gedeelte niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde gekweten tot het bedrag waarvoor hij en/of (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) heeft voldaan aan een van de hiervoor opgelegde wijzen van vergoeding van deze schade. 4. [benadeelde partije partij 3] (feit 2): WIJST de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij genaamd [benadeelde partije partij 3], wonende te [woonplaats, adres], van een bedrag van € 600,-- (zegge: zeshonderd euro). Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is vergoed. Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering terzake het overige gedeelte niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde gekweten tot het bedrag waarvoor hij en/of (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) heeft voldaan aan een van de hiervoor opgelegde wijzen van vergoeding van deze schade. 5. [benadeelde partij 7] (feit 2): WIJST de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 7], wonende te [woonplaats, adres], van een bedrag van € 3.100,-- (zegge: drieduizend eenhonderd euro). Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplich-tige(n) is vergoed. Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering terzake het overige gedeelte niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde gekweten tot het bedrag waarvoor hij en/of (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) heeft voldaan aan een van de hiervoor opgelegde wijzen van vergoeding van deze schade. 6. [benadeelde partij 1] (feit 1) Verklaart de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 1], postadres: [postadres] niet ontvankelijk in haar vordering. Veroordeeldt de benadeelde partij in de kosten door verdachte tot op heden gemaakt en tot op heden begroot op nihil. 7. [benadeelde partij] (feit 2): Verklaart de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij], wonende te [woonplaats, adres] niet ontvankelijk in de vordering. Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte tot op heden gemaakt en tot op heden begroot op nihil. 8. [benadeelde partij 5] (feit 2): Verklaart de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 5], wonende te [woonplaats. adres], niet ontvankelijk in de vordering onder de bepaling dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil. Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.F. Rijken, voorzitter, mr. W.C.E. Winfield en mr. W.J. Kolkert, leden, in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier en is uitgesproken op 12 september 2002. Mr. Winfield is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.