Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE7728

Datum uitspraak2002-09-18
Datum gepubliceerd2002-09-18
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200105199/1
Statusgepubliceerd


Uitspraak

200105199/1. Datum uitspraak: 18 september 2002 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellanten], beiden wonend te [woonplaats] tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 19 april 2001 in het geding tussen: appellanten en burgemeester en wethouders van Boarnsterhim. 1. Procesverloop Bij besluit van 11 februari 1997 hebben burgemeester en wethouders van Boarnsterhim (hierna: burgemeester en wethouders) een verzoek van appellanten om tegen een muur in de steeg tussen de woningen [locatie] en [locatie] te [plaats] handhavend op te treden, afgewezen. Bij besluit van 21 april 1999 hebben zij het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 19 april 2001, verzonden op 24 april 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 juni 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 15 mei 2002 hebben burgemeester en wethouders een memorie ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 augustus 2002, waar burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door P. de Hoop, medewerker van de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. De rechtbank heeft in hetgeen bij haar is aangevoerd terecht geen aanwijzingen gevonden om er van uit te gaan dat de steeg ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder I, II en III, van de Wegenwet als openbare weg moet worden aangemerkt. Zij heeft daartoe terecht voldoende aannemelijk geacht dat de steeg vanaf 1958 gedurende tenminste 30 jaar met deuren afgesloten is geweest. Burgemeester en wethouders konden dan ook niet besluiten tot handhavend optreden, als verzocht. Dat, naar appellanten stellen, rommel en andere obstakels aanwezig zijn op de route langs het water, waardoor over een aantal jaren die weg niet meer openbaar is, kan onder die omstandigheden niet tot het oordeel leiden dat burgemeester en wethouders het verzoek ten onrechte hebben afgewezen. 2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. E.A. Alkema en mr. T.M.A. Claessens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Broodman, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb w.g. Broodman Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 18 september 2002 91-405.