Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE7789

Datum uitspraak2002-09-18
Datum gepubliceerd2002-09-18
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200201510/1
Statusgepubliceerd


Uitspraak

200201510/1. Datum uitspraak: 18 september 2002 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: burgemeester en wethouders van Utrecht, appellanten, tegen de uitspraak van de rechtbank te Utrecht van 31 januari 2002 in het geding tussen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid “Vrije Radio Omroep Nederland B.V. (Radio 538)”, gevestigd te Hilversum en appellanten. 1. Procesverloop Bij besluit van 31 mei 2000 hebben appellanten – voorzover thans van belang – de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid “Vrije Radio Omroep Nederland B.V. (Radio 538)” (hierna: Radio 538) op straffe van een dwangsom gelast herhaling van illegaal plakken van haar reclamemateriaal te voorkomen en illegaal plakwerk verwijderd te houden uit de gemeente Utrecht. Bij besluit van 19 december 2000 hebben appellanten het daartegen door Radio 538 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 31 januari 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Utrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen door Radio 538 ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 maart 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief, ingekomen bij de Raad van State op 11 juni 2002, heeft Radio 538 een memorie ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 augustus 2002, waar appellanten, vertegenwoordigd door P.Ch. van Doorn, werkzaam bij de gemeente, en Radio 538, vertegenwoordigd door mr. A.J.H.W.M. Versteeg, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Het betoog van Radio 538 dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, faalt. Voor zover het hoger beroepschrift niet was ondertekend, is dit verzuim tijdig door appellanten hersteld. 2.2. Ingevolge artikel 98 van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders aan, op, in of boven de weg of openbaar water, met borden, doeken of met enig ander middel of voorwerp reclame te maken: a. indien de reclame hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; b. in het belang van de verkeersveiligheid; c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak en/of van de weg. In artikel 122, eerste lid, van de APV is bepaald dat het verboden is op de weg en/of op een gedeelte van een onroerende en/of roerende zaak dat vanaf de weg of openbaar water zichtbaar is een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken of op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen. Ingevolge het derde lid, is het eerste lid niet van toepassing, indien gebruik wordt gemaakt van door burgemeester en wethouders aangewezen vrije plakplaatsen, die uitsluitend zijn te gebruiken voor het aanbrengen van meningsuitingen in het kader van artikel 7 van de Grondwet, voor zover het geen handelsreclame of buitenreclame is zoals bedoeld in artikel 98. 2.3. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat, voorzover appellanten zich op het standpunt stellen dat “doen aanbrengen” in artikel 122, eerste lid, van de APV in dit geval mede inhoudt het niet tegengaan dat van Radio 538 afkomstig reclamemateriaal wordt aangeplakt, zij daarmee een te ruime uitleg hebben gegeven aan dit artikel. Bij deze uitleg zou Radio 538 overtreding van het in die bepaling neergelegde verbod slechts effectief kunnen voorkomen door geen reclamemateriaal te verspreiden. Nu voorts van een opdracht van Radio 538 tot of anderszins actieve bemoeienis met het aanbrengen van reclamemateriaal niet is gebleken, is geen sprake van het overtreden door Radio 538 van artikel 98 en/of artikel 122 van de APV. De rechtbank heeft evenzeer terecht overwogen dat appellanten Radio 538 geen last konden opleggen, zoals zij hebben gedaan. 2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.5. Appellanten dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. bevestigt de aangevallen uitspraak; II. veroordeelt burgemeester en wethouders van Utrecht tot vergoeding van de door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Vrije Radio Omroep Nederland B.V." in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Utrecht aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Vrije Radio Omroep Nederland B.V." te worden betaald. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. E.A. Alkema en mr. T.M.A. Claessens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Haverkamp, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb w.g. Haverkamp Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 18 september 2002 91-405.