Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE7903

Datum uitspraak2002-09-20
Datum gepubliceerd2002-09-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers2200222802
Statusgepubliceerd


Uitspraak

rolnummer 2200222802 parketnummer 0900402000 datum uitspraak 20 september 2002 tegenspraak GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken ARREST gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 5 december 2001 in de strafzaak tegen de verdachte: [naam verdachte], geboren te [plaats] op [datum]. 1. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 6 september 2002. 2. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd. Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. 3. Partiële nietigheid inleidende dagvaarding De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de zinsnede "althans de perso(o)n(en) die verantwoordelijk worden gehouden voor het uitblijven van interventies op de Molukken" uit de tenlastelegging nietig te verklaren, daar zonder concretisering onvoldoende duidelijk is wie daarmee wordt c.q. worden bedoeld, zodat de tenlastelegging op dit punt niet voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof is, met de advocaat-generaal, van oordeel dat bovenvermelde zinsnede in strijd is met de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering en zal dit deel van de inleidende dagvaarding nietig verklaren. 4. Procesgang In eerste aanleg is de verdachte terzake van het tenlastegelegde veroordeeld tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van tachtig uren, met aftrek van voorarrest, subsidiair 29 dagen hechtenis, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. 5. Beoordeling van het vonnis Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. 6. Vrijspraak Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd. Aan de verdachte is medeplegen van bedreiging met woorden tenlastegelegd. Ter toelichting op de vrijspraak daarvan dient het volgende. De bedreiging is door zijn medeverdachte en geestverwant geuit. Deze had niet met de verdachte vooraf besproken tegen wie hij bedreigingen zou uiten en evenmin met welke verschrikkingen hij zou bedreigen. Een dergelijke bedreiging zonder vooroverleg komt strafrechtelijk uitsluitend voor rekening van degene die de bedreiging heeft geuit. Daaraan doet niet af dat de verdachte achteraf heeft verklaard achter deze, door zijn geestverwant geuite, bedreiging te staan. De verdachte moet derhalve worden vrijgesproken. 7. Beslissing Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart de inleidende dagvaarding nietig voorzover het betreft de zinsnede "althans de perso(o)n(en) die verantwoordelijk worden gehouden voor het uitblijven van interventies op de Molukken" in het tenlastegelegde. Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Dit arrest is gewezen door mrs. Koning, Silvis en Coster van Voorhout, in bijzijn van de griffier mr. Van den Broek. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 september 2002.