Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE8248

Datum uitspraak2002-09-10
Datum gepubliceerd2002-10-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers2200169602
Statusgepubliceerd


Uitspraak

rolnummer 2200169602 parketnummer 1009007301 datum uitspraak 10 september 2002 tegenspraak GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken ARREST gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 5 maart 2002 in de strafzaak tegen de verdachte: [verdachte] Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 27 augustus 2002. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep op vordering van respectievelijk de officier van justitie en de advocaat-generaal gewijzigd. Van de dagvaarding en van de vorderingen wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. Procesgang In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 primair en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertien jaren, met aftrek van voorarrest. De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Omvang van het hoger beroep De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep medegedeeld, dat het hoger beroep niet gericht is tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde. Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen. Verzoek om aanhouding van de zaak De verdediging heeft verzocht het onderzoek ter terechtzitting te schorsen en de zaak terug te wijzen naar de rechter-commissaris teneinde S.E. [naam] als getuige te horen in het bijzijn van de verdediging. [naam] is door de politie gehoord. De verdediging, die geen gelegenheid heeft gehad hem te ondervragen, acht het van belang deze enige ooggetuige van de schietpartij te horen om het waarheidsgehalte van diens verklaring en diens betrouwbaarheid te toetsen met het oog op de mogelijkheid om met behulp van deze getuigenis de stelling van het openbaar ministerie aan te vechten dat de verdachte met voorbedachten rade heeft geschoten. Volgens de verdediging kan de getuige bevestigen dat het slachtoffer met de verdachte heeft geworsteld voordat is geschoten. Ook voor de strafmaat acht de verdediging deze omstandigheid van belang. Het hof heeft ter terechtzitting van 27 augustus 2002 het verzoek afgewezen. Daartoe is overwogen, dat in eerste aanleg een rogatoire commissie teneinde deze getuige op Curaçao te horen is mislukt. S.E. [naam] was aldaar wel opgeroepen, zij het niet in persoon. Een bevel medebrenging kon aldaar niet worden uitgevoerd wegens tekort aan politiemensen tijdens carnaval. [naam] is tijdig voor de zitting van het gerechtshof opgeroepen, maar niet verschenen. Het hof achtte het tegen deze achtergrond bezien onzeker of de getuige binnen een aanvaardbare termijn gehoord zal kunnen worden, indien het onderzoek ter terechtzitting daartoe zou worden geschorst. De aanvaardbaarheid van vertraging in de afdoening heeft het hof mede beoordeeld in het licht van de waardering van de op het spel staande belangen. Hierbij moet wel in het bijzonder acht geslagen worden op het belang van de verdediging zonder evenwel andere belangen bij een voortvarende rechtspleging te negeren. De uiteindelijk afweging van deze belangen zou volgens het hof mede afhangen van het verdere verloop van het onderzoek ter terechtzitting. Zo de verdediging zou blijven vasthouden aan de wens deze getuige te horen, zegde het hof toe bij arrest een nadere motivering geven voor de dan te maken keuze. De verdediging heeft bij pleidooi op dezelfde gronden verzocht het onderzoek te schorsen dan wel na sluiting te heropenen, teneinde de getuige [naam] bij de rechter-commissaris door de verdediging te laten ondervragen. Het hof overweegt dat [naam] bij de politie een verklaring heeft afgelegd (G01/01, blz. 237-238), die in essentie overeenstemt met beide door de verdachte (V02.2, blz. 345 en V02.3, blz. 350) zelf bij de politie afgelegde verklaringen omtrent de toedracht van de schietpartij waarbij het slachtoffer is gedood. De verdachte heeft voor het eerst op 14 september 2001 bij de rechter-commissaris gesteld dat, terwijl hij (verdachte) met een doorgeladen vuurwapen voor het latere slachtoffer stond, nog is geworsteld tussen het slachtoffer en hemzelf voordat hij heeft geschoten. De verdachte heeft voor het hof een toelichting op het niet eerder noemen van de worsteling gegeven, vrees voor de politie, die het hof, gegeven wat hij wel had verklaard, ongeloofwaardig acht. De verdachte heeft niet beweerd dat hij in noodweer of noodweerexces heeft geschoten. Ook ter zitting is dat niet gesteld. Op de bij de politie afgelegde verklaring van de getuige noch op enige andere wijze is redelijkerwijs een begin van vermoeden te vestigen dat de getuige over voor de verdachte ontlastende kennis beschikt. Omdat de verdediging [naam] niet heeft kunnen ondervragen, zal het hof geen acht slaan op diens verklaringen. Het hof acht op deze gronden het belang van de verdediging niet geschaad, indien geen verdere poging wordt ondernomen om de gevraagde getuige te horen. Hierbij overweegt het hof ten overvloede dat het hof, in het licht van alle gegevens in het dossier en wat verder ter zitting in hoger beroep is gebleken, voor het geval dat [naam], opnieuw gehoord, een worsteling tussen het slachtoffer en de verdachte zou vermelden, zijn verklaring in zoverre als ongeloofwaardig in het licht van de andere gebleken feiten zou verwerpen. Het horen van [naam] zou dus, bij deze stand van zaken niet van belang zijn geweest voor enige door het hof te nemen beslissing. Het verzoek om reclasseringsrapportage op te laten maken wordt door het hof afgewezen op de gronden ter zitting gegeven, zoals verwoord in het (uit te werken/uitgewerkte) proces-verbaal van de zitting. Beoordeling van het vonnis Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt. 1. primair dat hij op 31 augustus 2001 te Rotterdam opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een vuurwapen die [slachtoffer 1] in het lichaam geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden; 3. dat hij op 10 september 2001 te Rotterdam vuurwapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie te weten - een omgebouwd zwartkleurig alarmpistool met opschrift Tanfoglio model GT28, kaliber 6,35 mm en - een pistool met opschrift Beretta model 950B kaliber 6,35 mm voorzien van serienummer BP 36476 en - een omgebouwd zilverkleurig alarmpistool met opschrift Tanfoglio model GT28, kaliber 6,35 en munitie van categorie III, te weten 1 kogelpatroon kaliber 6,35 mm en 15 kogelpatronen kaliber 6,35 mm, voorhanden heeft gehad. Hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: 1 primair. Moord. 3. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie met betrekking tot meer dan één vuurwapen van categorie III en Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Strafmotivering De advocaat-generaal mr De Wit heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertien jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts vordert de advocaat-generaal de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen vuurwapens en munitie zoals genoemd op de door hem ter terechtzitting overgelegde lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen ex artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Op 31 augustus 2001 heeft de verdachte een man vermoord. De verdachte, die naar eigen zeggen geld van het slachtoffer tegoed had, heeft, nadat hij de man buiten voor een huis had zien zitten, een pistool opgehaald. De verdachte voelde zich ook in zijn eer aangetast door denigrerende opmerkingen van het latere slachtoffer en zon op wraak. Hij heeft het pistool doorgeladen en bij zich gestoken. Daarna is hij naar de man toegegaan en heeft hem een aantal malen beschoten. Het slachtoffer is later die dag in het ziekenhuis bezweken aan zijn verwondingen. De verdachte heeft een man het meest fundamentele recht, namelijk het recht om te leven, afgenomen. Door een dergelijke koelbloedige afrekening, op klaarlichte dag op de openbare weg, is bovendien de rechtsorde ernstig geschokt. Dergelijke ernstige delicten voeden bovenal gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Daarnaast had de verdachte vuurwapens met bijbehorende munitie voorhanden. De verdachte heeft op een betreurenswaardige wijze gedemonstreerd waarom er tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie opgetreden dient te worden. Gelet op de zwaarte van de feiten en op de jeugdige leeftijd van de verdachte is het hof van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde straf passend en geboden is. Beslag De voorwerpen, vermeld op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien deze aan de verdachte toebehorende voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten zijn aangetroffen, en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36d, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede op de artikelen 26 (oud) en 55 van de Wet wapens en munitie. Beslissing Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht. Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van DERTIEN JAREN. Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Verklaart onttrokken aan het verkeer de voorwerpen vermeld op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen. Dit arrest is gewezen door mrs Koning, Silvis en Offers, in bijzijn van de griffier mr De Vries. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 september 2002.