
Jurisprudentie
AE8598
Datum uitspraak2002-10-10
Datum gepubliceerd2002-10-10
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers84960 / KG ZA 02-579
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-10-10
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers84960 / KG ZA 02-579
Statusgepubliceerd
Uitspraak
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
VONNIS IN KORT GEDING
Zaaknummer : 84960 / KG ZA 02-579
Datum uitspraak: 10 oktober 2002
Vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres bij exploot van dagvaarding van 4 september 2002,
procureur mr. W.A. Braams,
tegen:
De Stichting STICHTING WOONPARTNERS,
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde bij gemeld exploot,
procureur mr. I.V.H. Hoppenbrouwers,
Partijen zullen hierna "[eiseres]" en "Woonpartners" worden genoemd.
1. De procedure
1.1. [Eiseres] heeft in kort geding gesteld en gevorderd zoals hierna verkort is weergegeven.
1.2. De procureur van [eiseres] heeft de vordering ter terechtzitting toegelicht, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities.
1.3. De procureur van Woonpartners heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van de door haar overgelegde pleitnotities.
1.4. Na gevoerd debat hebben partijen vonnis gevraagd.
2. Het geschil
2.1. [Eiseres] vordert in dit kort geding, kort weergegeven, Woonpartners te verbieden om over te gaan tot tenuitvoerlegging van een vonnis d.d. 14 augustus 2002 van deze rechtbank (sector Kanton te Helmond) waarbij [eiseres] is veroordeeld de woning aan de [adres] te [woonplaats] te ontruimen, voordat het Gerechtshof op een in te stellen hoger beroep heeft beslist.
2.2.[Eiseres] legt daaraan het navolgende ten grondslag.
a) In het vonnis d.d. 14 augustus 2002 is sprake van een kennelijke misslag: het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard terwijl art. 7A:1623c lid 1 BW zulks in het geval van ontruimingen verbiedt;
b) Het belang van [eiseres] bij niet- tenuitvoerlegging is groter dan het belang van Woonpartners bij ontruiming. Indien zij hangende het hoger beroep haar woning dient te ontruimen, zal een beslissing van het Hof in haar voordeel toch niet het gevolg hebben dat ze kan terugkeren in haar woning.
2.3. Het verweer van Woonpartners tegen de vordering komt zakelijk weergegeven op het volgende neer.
i) Het vonnis is terecht uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
ii) Na ontruiming kan [eiseres] zich inschrijven bij een andere woningcorporatie in [woonplaats] of elders en zal zij niet op straat komen te staan.
2.4. Op hetgeen partijen overigens over en weer hebben aangevoerd, zal voor zoveel nodig bij de beoordeling worden ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. Vooropgesteld dient te worden dat een verbod tot het treffen van executiemaatregelen van een (voorlopig) uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis alleen dan mogelijk is, indien de executant met die executie misbruik van executiebevoegdheid zou maken.
In de jurisprudentie is dergelijk misbruik aanwezig geacht in het geval dat het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een feitelijke of juridische misslag berust, of als de executie op grond van na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, doch omtrent dit laatste heeft [eiseres] niets gesteld.
3.2. Het betoog van [eiseres] dat het vonnis ten onrechte uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, faalt. Het verbod op uitvoerbaar verklaring bij voorraad van art. 7A:1623c lid1 BW is geschreven voor het geval dat na opzegging de rechter beslist op een vordering van de verhuurder als bedoeld in artikel 7A:1623c lid 2 BW. In de onderhavige zaak echter heeft de rechter beslist op een vordering als bedoeld in artikel 7A:1623n BW, waarvoor de regel van artikel 7A:1623c lid 1 niet geldt. Van een feitelijke of juridische misslag in het vonnis is dan ook geen sprake.
3.3. Aan een belangenafweging als bedoeld in alinea 2.2 onder b hiervoor, komt de rechter niet toe.
3.4. De vordering wordt door geen van de beide daarvoor aangedragen grondslagen gedragen. Daarom moet zij worden afgewezen.
3.5. [Eiseres] zal als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de wederpartij begroot op € 896,00, waarvan € 703,00 salaris procureur en € 193,00 verschotten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W. Rullmann, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 oktober 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.

