Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE8950

Datum uitspraak2002-10-11
Datum gepubliceerd2002-10-21
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersBK 1415/02
Statusgepubliceerd


Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UIT-SPRAAK Nr. 1415/02 11 oktober 2002 Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, eerste enkelvoudige belastingkamer, op het verzet van X te Z tegen de beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 28 juni 2002. De voorzitter heeft bij voormelde beschikking uit-spraak gedaan op het door belanghebbende ingestelde beroep tegen de uitspraak van het hoofd van de afdeling belastingen van de gemeente Emmen (hierna: het hoofd), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de te zijn aanzien genomen beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken. Ingevolge de artikelen 26, eerste lid en 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht kan hij, die bezwaar heeft tegen een uitspraak van het hoofd, binnen zes weken na dagtekening van het afschrift van de uitspraak in beroep komen bij het gerechtshof. De uitspraak van het hoofd is gedagtekend 16 april 2002 en het beroepschrift is ter post bezorgd op 11 juni 2002, derhalve niet binnen zes weken na dagtekening van de uitspraak. Om deze reden heeft de voorzitter bij beschikking van 28 juni 2002 de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. Tegen deze beschikking is de belanghebbende in verzet gekomen bij een verzet-schrift dat is ingediend op 9 augustus 2002. Het hoofd heeft hierop schriftelijk gereageerd. Belanghebbende heeft niet gevraagd om over zijn verzet te worden gehoord, terwijl het hof geen aanleiding heeft gevonden hem uit eigen beweging te horen. Belanghebbende stelt in zijn verzetschrift dat zijn beroepschrift te laat is ingediend omdat zijn bezwaarschrift - bedoeld zal zijn beroepschrift - in de auto tussen wal en schip is geraakt. Het hof is van oordeel dat de door belanghebbende aangevoerde omstandigheden dat het beroepschrift in de auto tussen wal en schip is geraakt volledig aan belanghebbende is toe te rekenen en niet een omstandigheid is op grond waarvan in redelijkheid kan worden geoordeeld dat belanghebbende niet in verzuim zou zijn geweest zoals omschreven in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht. Op grond van het vorenoverwogene dient als volgt te worden beslist: Het hof verklaart het verzet ongegrond. Gedaan op 11 oktober 2002 door prof. mr. Aardema, vice-president, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoor-digheid van de griffier Lorist en onderte-kend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier. Op 16 oktober 2002 afschrift aangetekend verzonden aan bei-de partijen. De griffier van het Gerechtshof te Leeuwarden.