
Jurisprudentie
AE9311
Datum uitspraak2002-10-02
Datum gepubliceerd2002-10-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 02/00330
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-10-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 02/00330
Statusgepubliceerd
Uitspraak
WAHV 02/00330
2 oktober 2002
CJIB 35931311
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter te Rotterdam
van 22 juni 2001
betreffende
[betrokkene]hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats]
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
Bij brief van 30 mei 2002 heeft het hof de advocaat-generaal verzocht een aanvullend proces-verbaal alsmede een situatietekening in het geding te brengen.
Eveneens bij brief van 30 mei 2002 is de betrokkene hiervan in kennis gesteld.
Bij brief van 26 juni 2002 heeft de betrokkene nadere informatie in het geding gebracht en een situatietekening ingezonden. Op 28 juni 2002 heeft de griffier afschriften van de brief en de situatietekening aan de advocaat-generaal gezonden.
Op 3 juli 2002 heeft het hof een aanvullend proces-verbaal ontvangen. Op 15 augustus 2002 heeft de hof de gevraagde situatietekening ontvangen.
De betrokkene is in de gelegenheid gesteld op deze stukken te reageren. Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van fl 180,- (= Euro € 81,68) opgelegd ter zake van "rijstrook aangeduid met verlicht rood kruis gebruiken", welke gedraging zou zijn verricht op 9 augustus 2000 op de Rijksweg A13 N-Z (WB) te Rotterdam.
3.2. De betrokkene ontkent de gedraging te hebben verricht. Daartoe voert de betrokkene aan, dat de meest rechtse rijstrook niet was afgekruist in overeenstemming met de door de verbalisant opgestelde schets en dat de matrixborden op zeer onregelmatige afstand zijn geplaatst, respectievelijk 500, 700 en 1.300 meter, waarbij de laatste afkruising bijna één kilometer vóór de afrit is geplaatst, hetgeen onbewust de indruk wekt dat de afkruising niet meer van toepassing is. Verder stelt de betrokkene dat hectometerpaal 16.5 na de afrit is geplaatst.
3.3. De verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB houdt onder meer het volgende in: "Rijstrook aangeduid met rood kruis gebruiken. Rijstrook drie was afgekruisd in verband met aankomend spoedtransport ambulance met daarin een kind, onderweg Sofia kinderziekenhuis. Betrokkene wilde afrit richting Doenkade nemen, echter zij reden tenminste 150 meter voor de afrit op rijstrook drie wat gevaar en hinder opleverde".
3.4. Het ambtsedig proces-verbaal van de verbalisant van 11 juni 2002 houdt het volgende in: "Ter plaatse bestaat de westelijke rijbaan van de rijksweg A13 uit drie rijstroken. Ter hoogte hectometerpaal 16.5 is de afrit in de richting van de Doenkade. In overleg met de politiemeldkamer en de surveillanceauto welke voor het medisch spoedtransport moest rijden, is besloten dat boven de rechterrijstrook een rood kruis geplaatst moest worden. Dit is besloten naar aanleiding van de drukte ter plaatse en de rijrichting van het transport. Verbalisant stond ter hoogte hectometerpaal 16.5 te beveiligen en de doorstroming te bevorderen voor het aankomende transport. Het kruis werd ook zo laat mogelijk geplaatst om eventuele hinder en/of gevaar te voorkomen. Dit had als gevolg dat de afrit Doenkade niet bereikbaar was. Deze was alleen bereikbaar door op de rijstrook voorzien van rood kruis te berijden (het hof leest: rijden). Aangezien dat gevaar en hinder opleverde voor het transport heb ik, verbalisant de bestuurders op kenteken verbaliseerd (het hof leest: geverbaliseerd). De kruizen (het hof leest: kruisen) stonden ruimschoots van te voren aan gegeven en een afrit ten hoogste 500 meter verder bood bestuurders de gelegenheid te keren. Betrokkene heeft de rijstrook voorzien van een rood kruis bereden. (...)".
3.5. Gelet op hetgeen de betrokkene zelf en gelet op hetgeen de verbalisant heeft verklaard is komen vast te staan dat vanaf circa 1.300 meter vóór de afrit van de A13 naar de Doenkade de meest rechter rijstrook van de A13 was aangeduid met een verlicht rood kruis. Uit de situatietekening van de verbalisant blijkt, dat na de afslag naar de Doenkade het verbod om de rechterrijstrook te berijden is gehandhaafd. Maar ook wanneer de situatietekening van de betrokkene juist is, volgt daaruit, dat bord F9 van bijlage I bij het RVV1990 "Einde van alle op een elektronisch signaleringsverbod aangegeven verboden" zich bevindt ná de afslag van de A-13 naar de Doenkade. Nu de betrokkene de afslag van de A13 naar de Doenkade heeft genomen, is naar de overtuiging van het hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Om de afrit te kunnen bereiken heeft de betrokkene immers over de meest rechter rijstrook van de A13 moeten rijden, terwijl deze rijstrook was aangeduid met een verlicht rood kruis.
3.6. Het verweer van de betrokkene dat er sprake was van een misleidende situatie treft geen doel, nu de betrokkene had kunnen en moeten begrijpen dat het verbod om de rijstrook aangeduid met rood kruis te gebruiken ter hoogte van de afrit van de A13 naar de Doenkade niet was opgeheven. Immers, zolang dit verbod niet door bord F9 wordt opgeheven, blijft dit van toepassing.
3.7. Aangezien het hof ook overigens geen aanleiding ziet om de sanctie op nihil te stellen dan wel te matigen, zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Kalsbeek en Huisman, in tegenwoordigheid van mr. Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.

