Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE9497

Datum uitspraak2002-10-30
Datum gepubliceerd2002-10-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830006-02
Statusgepubliceerd


Uitspraak

RECHTBANK VAN HET ARRONDISSEMENT ASSEN STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboortegegevens verdachte], wonende [adresgegevens verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2002. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Sipma, advocaat te Drachten. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. de Vries. De vordering houdt in: oplegging van een geldboete van € 6000 waarvan € 3500 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding ten laste gelegd, dat hij op of omstreeks 21 oktober 2001 te of nabij Oud Annerveen, althans in de gemeente Aa en Hunze en/of in de gemeente Tynaarlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig, als degene die met een of meer mededaders, althans alleen, (stilzwijgend) opdracht had gegeven aan een of meer andere personen om (samen met hem, verdachte) een hoeveelheid maïs, die aanwezig was op een bij verdachte in gebruik zijnd perceel akkerbouwland, over de weg(en) de Broekdijk en/of de Broeken af te voeren van dat bouwland met behulp van een of meer door die andere perso(o)n(en) bestuurde (landbouw)voertuigen (met aanhangwagen(s)), en zich aan (een of meer banden van) dat/die voertuig(en) en/of aan (een of meer banden van) die aanhangwagen(s) een hoeveelheid modder/aarde bevond, welke modder/aarde tijdens dat rijden over die Broekdijk en/of over die Broeken op het wegdek van die Broekdijk en/of die Broeken terecht was gekomen, die modder/aarde niet, althans onvoldoende, van het wegdek van die weg(en) heeft verwijderd en/of laten verwijderen, waardoor dat wegdek glad was geworden, en/of het verkeer over die weg(en) niet, althans onvoldoende, voor dat glad geworden wegdek heeft gewaarschuwd en/of laten waarschuwen, (mede) waardoor een over (een van) die weg(en) rijdende auto, ter plaatse van dat glad geworden wegdek, althans ter plaatse waar op het wegdek van (een van) die weg(en) een hoeveelheid modder/aarde lag, is gaan slippen en/of via een berm van die Broekdijk en/of die Broeken in een langs die Broekdijk gelegen sloot/water terecht is gekomen, waardoor het aan zijn schuld en/of de schuld van zijn mededader(s) te wijten is geweest dat [naam slachtoffer], zijnde de bestuurster van die auto, zodanig letsel heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 21 oktober 2001 te of nabij Oud Annerveen, althans in de gemeente Aa en Hunze en/of in de gemeente Tynaarlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als degene die met een of meer mededaders, althans alleen, (stilzwijgend) opdracht had gegeven aan een of meer andere personen om (samen met hem, verdachte) een hoeveelheid maïs, die aanwezig was op een bij verdachte in gebruik zijnd perceel akkerbouwland, over de weg(en) de Broekdijk en/of de Broeken af te voeren van dat bouwland met behulp van een of meer door die andere perso(o)n(en) bestuurde (landbouw)voertuigen (met aanhangwagen(s)), en zich aan (een of meer banden van) dat/die voertuig(en) en/of aan (een of meer banden van) die aanhangwagen(s) een hoeveelheid modder/aarde bevond, welke modder/aarde tijdens dat rijden over die Broekdijk en/of over die Broeken op het wegdek van die Broekdijk en/of die Broeken terecht was gekomen, die modder/aarde niet, althans onvoldoende, van het wegdek van die weg(en) heeft verwijderd en/of laten verwijderen, waardoor dat wegdek glad was geworden, en/of het verkeer over die weg(en) niet, althans onvoldoende, voor dat glad geworden wegdek heeft gewaarschuwd en/of laten waarschuwen, (mede) waardoor op of omstreeks 21 oktober 2001 een over (een van) die weg(en) rijdende auto, ter plaatse van dat glad geworden wegdek, althans ter plaatse waar op het wegdek van (een van) die weg(en) een hoeveelheid modder/aarde lag, is gaan slippen en/of via een berm van die Broekdijk en/of die Broeken in een langs die Broekdijk gelegen sloot/water terecht is gekomen, en/of (mede) waardoor (daarna) op of omstreeks 21 oktober 2001 een over (een van) die weg(en) rijdende auto, ter plaatse van dat glad geworden wegdek, althans ter plaatse waar op het wegdek van (een van) die weg(en) een hoeveelheid modder/aarde lag, is gaan slippen en/of in een berm van die Broekdijk en/of die Broeken terecht is gekomen en/of (mede) waardoor (daarna) op of omstreeks 22 oktober 2001 een over (een van) die weg(en) rijdende auto, ter plaatse van dat glad geworden wegdek, althans ter plaatse waar op het wegdek van (een van) die weg(en) een hoeveelheid modder/aarde lag, is gaan slippen en/of via een berm van die Broekdijk en/of die Broeken in een voor hem rechts langs die Broeken gelegen (berm)sloot terecht is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte en/of zijn mededader(s) op die weg(en) aldus, althans in elk geval, gevaar werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; Indien de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten bevat, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor blijkens het onderzoek ter terechtzitting niet geschaad in de verdediging. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BEWIJSOVERWEGINGEN Verdachte wordt kort gezegd verweten dan het aan zijn schuld te wijten is dat de bestuurster van een auto werd gedood. Uitgangspunten De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling wegens dood door schuld nodig is dat bij de verdachte meer dan een lichte schuld bestaat. Er moet sprake zijn van tenminste aanmerkelijke schuld. In zijn algemeenheid gesproken dient de verdachte niet de zorgvuldigheid in acht te hebben genomen die de gemiddelde mens in onderhavige omstandigheden in acht behoorde te nemen en had hij onder deze omstandigheden anders kunnen en moeten handelen. Onder omstandigheden kunnen er zwaardere eisen worden gesteld aan de vereiste zorgvuldigheid, te weten wanneer er sprake is van bijzondere kennis of ervaring. In het onderhavige geval is daarvan sprake gelet op de ervaring die verdachte als landbouwer in de loop der jaren heeft opgedaan met wegvervuiling tengevolge van oogstwerkzaamheden. De rechtbank zal bij de beoordeling van de vraag of in dit geval sprake is geweest van meer dan een lichte mate van schuld, mede uitgaan van dit gegeven. Feiten Naar het oordeel van de rechtbank is het volgende komen vast te staan of aannemelijk geworden. Verdachte was in oktober 2001 pachter van twee stukken bouwland, respectievelijk aan de Broekdijk in Oud Annerveen, gemeente Aa en Hunze en aan de Broeken te Zuidlaarderveen, gemeente Tynaarlo. Op 21 oktober 2001 heeft verdachte aan een loonwerkbedrijf opdracht gegeven om de op het land geteelde snijmaïs te hakselen en van het bouwland over de weg naar de boerderij van verdachte in Zuidlaarderveen te vervoeren. De loonwerkers hebben daarbij gebruik gemaakt van een hakselaar en twee tractoren met kieper. Het land was ten tijde van de werkzaamheden vochtig. De werkzaamheden duurden van ongeveer 14:30 uur tot ongeveer 15:45 uur. Tijdens het vervoeren van de maïs is de weg niet schoongemaakt. Verdachte heeft vanaf ongeveer 19:45 uur tot omstreeks 20:15 uur met een schop de dikste modder van de weg geruimd. Deze modder was op de weg achtergebleven van de banden van de voertuigen die de loonwerkers gebruikten. Verdachte heeft geen waarschuwingsborden geplaatst die bestuurders erop attent hadden kunnen maken dat het wegdek door modder glad was geworden. Op 21 oktober 2001 is [naam slachtoffer] rond 22: 15 uur met haar auto komende uit de richting van Zuidlaren/ De Groeve en gaande richting Spijkerboor langs de Broekdijk verongelukt. Verdachte heeft verklaard uit gewoonte na de oogst de weg te inspecteren en -indien dit nodig is- de dikste laag modder met een schop en bezem op te ruimen. Het is niet gebruikelijk dat de loonwerkers dit doen. Hiertoe is op 21 oktober 2001 ook geen opdracht verstrekt. Op 21 oktober 2001 had verdachte alleen een schop bij zich. Verdachte heeft verklaard dat hij op 21 oktober 2001 niet in het bezit was van waarschuwingsborden en dat hij deze ook nooit heeft geplaatst. Norm De rechtbank hanteert als norm dat de weg moet worden teruggebracht in de staat waarin deze verkeerde vóór aanvang van de werkzaamheden. Zolang de weg niet volledig is schoongemaakt, moeten er bovendien waarschuwingsborden geplaatst zijn. Verwijt Naar het oordeel van de rechtbank dient het hierboven beschreven gedrag van verdachte te worden aangemerkt als aanmerkelijk nalatig. In dit verband neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Verdachte heeft, pas vier uur nadat de oogstwerkzaamheden waren beëindigd, modder van het wegdek opgeruimd. Verdachte heeft verklaard dat hij toen de dikste laag modder heeft verwijderd. Daardoor heeft verdachte het risico aanvaard dat er verkeersongevallen konden plaats hebben. De rechtbank bestrijdt niet verdachtes stelling dat hij daarbij naar eer en geweten heeft gehandeld. Echter, op grond van de foto's en de verklaringen is de rechtbank van oordeel dat de weg niet voldoende is schoongemaakt: na het schoonmaken bevond zich nog een laag modder op het wegdek. Verdachte had daarom ten minste borden moeten plaatsen die voor slipgevaar waarschuwden. Door na te laten het wegdek geheel schoon te maken en waarschuwingsborden te plaatsen heeft verdachte verwijtbaar gehandeld. De rechtbank is van oordeel dat verdachte anders had kunnen en behoren te handelen. Hij had het wegdek zorgvuldiger moeten schoonmaken of waarschuwingsborden moeten plaatsen. Verdachte heeft verklaard wel op de hoogte te zijn geweest van het gevaar dat bestaat bij vervuiling van het wegdek. Hierover heeft hij met collega-landbouwers gesproken. Ook landbouworganisaties hebben hier -naar aanleiding van soortgelijke verkeersongevallen- aandacht aan besteed. Verdachte en zijn raadsman hebben ter terechtzitting omstandigheden aangevoerd die naar hun mening de mate van verantwoordelijkheid van verdachte voor het ongeval verminderen. Zo is aangevoerd dat de bermen langs de Broeken en de Broekdijk in slechte staat verkeerden, waardoor bestuurders veel meer gevaar liepen, indien ze van de weg geraakten. In het onderhoud van de bermen zou de gemeente tekort hebben geschoten. Daarnaast is aangevoerd dat anderen blaam treft. De politie heeft na de constatering van het ongeval het wegdek niet laten schoonmaken, waardoor de ochtend na het ongeval opnieuw een auto is geslipt en in een sloot is beland. De rechtbank overweegt dat -wat er ook zij van fouten van anderen- de verantwoordelijkheid van verdachte daardoor niet wordt verminderd. Medeschuld bij een ander heft de schuld van verdachte niet op. Verdachte heeft verder aangevoerd dat hij voldaan heeft aan zijn zorgplicht, mede gelet op de droge weersomstandigheden tijdens en tot enkele uren na de oogstwerkzaamheden. Dat het in de loop van de avond is gaan regenen, zoals ook in het weerbericht was voorspeld, zou niet aan verdachte mogen worden tegengeworpen. De weersomstandigheden zijn in de tenlastelegging niet genoemd als omstandigheden die van invloed zouden kunnen zijn op de schuld van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat ook de weeromstandigheden -hoe die ook zijn- niets af doen aan de plicht om ervoor zorg te dragen dat het wegdek weer in de oorspronkelijke staat wordt teruggebracht. De rechtbank gaat er van uit dat het wegdek glad is geworden door de modder. Welke rol de regenval heeft gespeeld is voor de rechtbank niet van belang. Verdachte heeft ook nog aangevoerd dat tussen de steentjes in het grove bitumen modder is achtergebleven die door het regenwater is gaan wellen. Deze omstandigheid kan volgens verdachte niet aan hem worden toegerekend. De rechtbank overweegt dat deze omstandigheid al langer bij verdachte bekend was en dat verdachte daarom juist zorgvuldiger had moeten handelen dan hij heeft gedaan. Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen en dat derhalve gesproken kan worden van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht door de inhoud van deze bewijsmiddelen, waarop de hierna te vermelden beslissing steunt, wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij op 21 oktober 2001 nabij Oud Annerveen aanmerkelijk nalatig, als degene die opdracht had gegeven aan andere personen om (samen met hem, verdachte) een hoeveelheid maïs, die aanwezig was op een bij verdachte in gebruik zijnd perceel akkerbouwland, over de wegen de Broekdijk en de Broeken af te voeren van dat bouwland met behulp van een of meer door die andere personen bestuurde (landbouw)voertuigen (met aanhangwagens), en zich aan (banden van) die voertuig(en) en aan (banden van) die aanhangwagens een hoeveelheid modder/aarde bevond, welke modder/aarde tijdens dat rijden over die Broekdijk en over die Broeken op het wegdek van die Broeken terecht was gekomen, die modder/aarde onvoldoende, van het wegdek van die weg heeft verwijderd of laten verwijderen, waardoor dat wegdek glad was geworden, en het verkeer over die weg niet voor dat glad geworden wegdek heeft gewaarschuwd of laten waarschuwen, waardoor een over die weg rijdende auto, ter plaatse van dat glad geworden wegdek is gaan slippen en via een berm van die Broeken in een langs die Broekdijk gelegen sloot terecht is gekomen, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [naam slachtoffer], zijnde de bestuurster van die auto, is overleden. De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De verdachte zal van het primair meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. KWALIFICATIE Het primair bewezene levert op: aan zijn schuld de dood van een ander te wijten zijn, strafbaar gesteld bij artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht. STRAFBAARHEID De rechtbank acht verdachte te dezer zake strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: - de aard en de ernst van het gepleegde feit; - de omstandigheden waaronder dit is begaan; - hetgeen de rechtbank is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; - de eis van de officier van justitie en - de inhoud van het verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 28 februari 2002, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder wegens enig misdrijf is veroordeeld. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de op te leggen geldboete rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte voorzover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, in de mate, waarin de rechtbank dat nodig acht met het oog op een passende bestraffing van de verdachte, zonder dat aannemelijk is geworden dat deze daardoor in inkomen en vermogen onevenredig wordt getroffen. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING VAN DE RECHTBANK Verklaart bewezen, dat het primair ten laste gelegde, zoals hierboven is omschreven, door verdachte is begaan. Stelt vast, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte te dier zake tot betaling van een geldboete ten bedrage van € 6000, met bevel voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast, waarvan € 3500, met bevel voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 42 dagen zal worden toegepast, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. H. de Wit en mr. O.J. Bosker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van den Oever, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 30 oktober 2002, zijnde mr. H. de Wit buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.- Parketnummer: 19.830006-02 Uitspraak d.d.: 30 oktober 2002 Pagina 7 van 7 Parketnummer: 19.830006-02 Uitspraak d.d.: 30 oktober 2002