Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE9498

Datum uitspraak2002-10-22
Datum gepubliceerd2002-10-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.005690-00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

RECHTBANK VAN HET ARRONDISSEMENT ASSEN STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboortegegevens verdachte], wonende [adresgegevens verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 08 oktober 2002. De verdachte is verschenen, bijgestaan door Mr. H.P. Eckert, advocaat te Groningen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.H. Garos. De vordering houdt in: een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis onvoorwaardelijk TENLASTELEGGING De verdachte is ingevolge ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij op of omstreeks 14 mei 2000 te Emmen, gemeente Emmen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [naam openbare weg], in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke en/of waarneembare plaats of in een voor het publiek toegankelijke en/of waarneembare ruimte, te weten een tuin van een aan [naam ruimte] gelegen woning, in welke tuin en de daaraan grenzende tuinen zich diverse personen bevonden, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer, als zodanig herkenbare, politiemensen van de Regiopolitie Drenthe, welk geweld bestond uit: duwen tegen die politiemensen, althans een of meer van hen en/of slaan, al dan niet met (een) stoel(en) en/of (een) fles(sen) , althans met (een) voorwerp(en) tegen en/of naar die politiemensen, althans een of meer van hen en/of schoppen tegen en/of naar die politiemensen, althans een of meer van hen en/of gooien van (een) stoel(en) en/of (een) fles(sen), in elk geval een of meer voorwerpen tegen en/of naar die politiemensen, althans een of meer van hen. VERWEREN Verdachte behoorde tot een groep personen die op 14 mei 2000 een communiefeest vierde in de tuin van de woning [adres] te Emmen. Kort na elf uur 's avonds is een abrupt einde gekomen aan dit feest. De politie is de tuin ingegaan om een einde te maken aan de veroorzaakte geluidsoverlast. Dit heeft geleid tot een ware veldslag tussen de politie en een aantal feestgangers. De politie heeft gebruik gemaakt van de wapenstok. Er zijn ook honden ingezet. Door feestgangers is met tuinmeubilair gegooid en geslagen en met bierflesjes gegooid. Ook is er over en weer geslagen en geschopt. Aan beide zijden zijn gewond gevallen. Volgens de verdediging is het politieoptreden volstrekt onnodig en buitenproportioneel geweest. En er zou sprake zijn willekeur, omdat er in hetzelfde rijtje woningen ook andere tuinfeesten gaande waren. Dit zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van de Officier van Justitie. Ook is een beroep gedaan op noodweer, omdat het door verdachten gebruikte geweld zou zijn aangewend ter noodzakelijke verdediging tegen het buitenproportionele, dus wederrechterlijke politieoptreden. De rechtbank overweegt het volgende. In de loop van de avond zijn bij de meldkamer van de politie klachten binnengekomen over geluidsoverlast afkomstig van [naam woongebied]. Twee politieagenten zijn met een dienstvoertuig naar [naam woongebied] gereden en hebben vastgesteld dat er inderdaad sprake was van geluidsoverlast. Naar mag worden aangenomen waren er op dat moment nog meerdere tuinfeesten gaande aan [naam woongebied]. Niet alleen op nummer 30, maar ook op nummers 28 en 24, woningen van hetzelfde huizenblok. Niet duidelijk is of de agenten dit hebben geweten. In het verlengde daarvan is evenmin duidelijk of zij hebben beoordeeld of verondersteld dat de geconstateerde herrie alleen afkomstig was van [adres]. Hun dienstvoertuig stond het dichtst bij [adres]; het is niet duidelijk of zij hun voertuig hebben verlaten. Uit het dossier moet voorts worden afgeleid dat de agenten op dat moment niet op de hoogte waren van het feit dat er een vergunning was verleend voor het houden van een buurtfeest aan [naam woongebied]. De betrokken verbalisanten zijn bij hun eerste bezoek aan [naam woongebied] benaderd door (mede)verdachte [naam (mede)verdachte], die op dat moment toevallig in de brandgang achter de woning aanwezig was en de politieauto zag staan. [naam (mede)verdachte] heeft de vergunning opgehaald en getoond en zou hebben gezegd dat het feest ondanks de klachten gewoon door zou gaan. De muziek is toen toch wel even zachter gezet, maar kort daarna werd het volume weer opgevoerd, zo verklaren beide verbalisanten. Na ruggespraak met het bureau is besloten een geluidsmeting te verrichten. Daartoe zijn beide agenten enige tijd later wederom naar [naam woongebied] getogen, vergezeld van twee milieuambtenaren van de gemeente. Die meting zou hebben uitgewezen dat het volgens de vergunning toegestane geluidsniveau werd overschreden. De geluidsmeting is niet geruisloos verlopen. In eerste instantie heeft (mede)verdachte [naam (mede)verdachte] zich ermee bemoeid. Hij heeft het meetinstrument vastgepakt en zou hebben aangegeven dat het meten geen enkele zin had en dat het feest gewoon door zou gaan. Kort daarop hebben zich nog enkele mannen en vrouwen bij het gezelschap gevoegd. Daarbij zijn verwensingen geuit in de richting van degenen waarvan werd verondersteld dat zij de klachten hadden ingediend. De verbalisanten beschrijven de sfeer tijdens dit tweede bezoek als grimmig en bedreigend. Zij zouden zich hebben teruggetrokken om escalatie te voorkomen. Hun indruk was dat men zich niks zou aantrekken van de waarschuwing om de muziek zachter te zetten. In zijn rapport van bevindingen beschrijft de milieuambtenaar die de meting heeft verricht de agressieve bejegening en de grimmige sfeer. Daarin zou aanleiding zijn gezien om een tweede meting achterwege te laten. Ook bevestigt hij dat is gezegd dat men zich niks zou aantrekken van de meting en dat het feest gewoon door zou gaan. Direct na de meting zou het volume van de muziek nog eens zijn opgevoerd. Vervolgens heeft de wachtcommandant de wijkchef van dienst, [naam wachtcomman-dant], telefonisch op de hoogte gesteld van de problemen. In zijn proces verbaal relateert [naam wachtcommandant] dat de hem beschreven situatie aanleiding gaf om te veronderstellen dat een mogelijke inbeslagname van de geluidsapparatuur op weerstand zou stuiten en dat daarom werd besloten om extra manschappen beschikbaar te hebben. Personeel van de avonddienst werd langer in dienst gehouden en personeel van de nachtdienst werd opgeroepen om eerder te verschijnen. Tevens werd om assistentie vanuit de regio gevraagd. Verbalisant [naam verbalisant] beschrijft voorts dat hij onderweg naar het bureau vanuit zijn auto telefonisch heeft overlegd met de commissaris van dienst over de te volgen strategie. Eerst zou nogmaals het verzoek worden gedaan om te voldoen aan de voorwaarden van de vergunning en bij een negatieve reactie zou de apparatuur in beslag worden genomen. Vervolgens is de loco-burgemeester op de hoogte gebracht van de feiten en de te volgen strategie. Hij heeft hiermee ingestemd. Voorts beschrijft verbalisant [naam verbalisant] dat uit permanente observatie ter plaatse bleek dat het geluidsniveau onveranderd hoog bleef. Dit wordt bevestigd door de verbalisanten die dit hebben waargenomen. Op het bureau bleken 20 collega's inzetbaar, waaronder drie hondengeleiders. Er is een briefing geweest waarin de uitgezette strategie is besproken. Vervolgens is de politiemacht naar [naam woongebied] getogen. Agenten hebben via de toegangsdeur in de schutting de achtertuin van [adres] betreden. Zoals was afgesproken liepen de beide verbalisanten die reeds eerder op [naam woongebied] aanwezig waren geweest voorop. Zij zouden nog eenmaal een waarschuwing geven dat het afgelopen moest zijn met de geluidsoverlast en dat anders de apparatuur in beslag zou worden genomen. Zij werden direct gevolgd door een aantal collega's. Vrijwel direct daarop zijn de schermutselingen begonnen. De gebeurtenissen in de tuin zijn niet exact te reconstrueren, maar op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting lijkt het volgende scenario waarschijnlijk. De agenten betreden de tuin. Het is dan net even stil, omdat er een nieuwe CD moet worden opgezet. De voorste verbalisant richt zich tot de hoofdbewoner, (mede)verdachte [naam (mede)verdachte], of andersom. [naam (mede)verdachte] is boos en uit zich verbaal agressief tegen de politieagenten. De verbalisant probeert een laatste waarschuwing te geven, doch onmiddellijk knalt de muziek weer uit de boxen, want (mede)verdachte [naam andere (mede)verdachte] zet binnen een nieuwe CD op, niet wetende dat er politie in de tuin is. Dan besluit de politie over te gaan tot inbeslagname van de apparatuur. [naam 1e (mede)verdachte] wordt nog bozer en geeft een agent een duw. Intussen begeeft opa [naam opa] zich in de richting van zijn zoon en de agenten waarmee deze in discussie is. Hij struikelt en komt te vallen. Politieagenten houden opa onder controle. [naam (mede)verdachte] komt naar buiten, beziet het tafereel en stormt op de agenten af. Ook (mede)verdachte [naam (mede)verdachte] stormt op de agenten in, omdat hij zijn opa wil ontzetten. Er wordt geduwd, getrokken, geschopt en geslagen. De agenten gebruiken gummieknuppels. Er wordt getracht om met name [namen (mede)verdachten] en [naam (mede)verdachte] onder controle te krijgen, maar zij blijven zich fel verzetten. Er ontstaat een onoverzichtelijke, bijna chaotische situatie. De ruimte waarin de gevechten zich afspelen is erg klein. Er hangen buren over de schutting met bierflesjes in de hand. Zij worden gewaarschuwd zich er niet mee te bemoeien. Er wordt met tuinmeubilair gegooid en geslagen. Er vliegen bierflesjes door de lucht. Er komen agenten in het nauw, en daarop wordt besloten de honden in te zetten. De gevechten gaan ook daarna nog door. De rechtbank kan zich voorstellen dat de politie voor een andere benadering had gekozen. Dat de politie in zulke grote getale is uitgerukt, duidt erop dat men moeilijkheden verwachtte. Of dat berustte op een juiste inschatting van de situatie is niet goed te beoordelen. Het had echter in de rede gelegen dat men eerst alleen met twee agenten de achtertuin had betreden en dat de rest van de politiemacht op enige afstand was gebleven. Dat direct meer agenten de achtertuin ingingen, heeft er toe bijgedragen dat de situatie onoverzichtelijk werd en heeft zeer wel mogelijk een escalerend effect gehad. Van schending van het subsidiariteitsbeginsel is naar het oordeel van de rechtbank evenwel geen sprake. De politie is hard opgetreden. Er is flink gemept met de wapenstok. Maar het staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat het eerste geweld afkomstig is geweest van de kant van de feestgangers. Het ene geweld heeft het andere uitgelokt. Een negatieve geweldsspiraal was het gevolg. Alles heeft zich afgespeeld in een kort tijdsbestek en in een kleine ruimte. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van de verbalisanten dat zij op een bepaald moment geweld moesten aanwenden voor hun eigen veiligheid. Er bestaan onvoldoende aanwijzingen dat de politie in deze fase disproportioneel geweld heeft gebruikt. Of het noodzakelijk was om politiehonden in te zetten, kan de rechtbank slechts beoordelen aan de hand van de verklaringen van de verbalisanten. Dit zou met name gebeurd zijn om in het nauw gedreven politiemensen te kunnen ontzetten. Die beoordeling kan niet tot de conclusie leiden dat het inzetten van de politiehonden in de gegeven omstandigheden niet zou zijn aangewezen. De rechtbank beoordeelt het politieoptreden derhalve niet als onrechtmatig. Een beroep op noodweer moet reeds hierom worden afgewezen. Evenmin acht de rechtbank het optreden van de politie willekeurig, omdat op het moment van ingrijpen het feest op nummer 28 was afgelopen en er geen aanwijzingen zijn dat het feest op nummer 24, voor zover dat dan nog gaande was, voor geluidsoverlast zorgde. De conclusie van de rechtbank is dat bij het optreden van de politie de nodige kanttekeningen zijn te plaatsen, maar dat de door de raadsman opgeworpen verweren niet kunnen leiden tot het oordeel dat de Officier van Justitie niet ontvankelijk zou moeten worden verklaard. De rechtbank voegt daaraan nog toe dat zij tot de overtuiging is gekomen dat een aantal min of meer toevallige omstandigheden over en weer misverstanden hebben opgeroepen en ertoe hebben bijdragen dat twee partijen, die niet op een gevecht uitwaren, desondanks in een hevige strijd gewikkeld zijn geraakt. Te noemen zijn het opzetten van een nieuwe CD, juist toen de laatste waarschuwing werd uitgedeeld. Door de politie werd dit als provocerend opgevat en was de directe aanleiding om tot inbeslagname van de apparatuur te besluiten. De val van opa bij zijn poging om zich tussen zijn zoon en de politie te voegen, werd door de feestgangers opgevat als een agressieve daad van de politie. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht door de inhoud van deze bewijsmiddelen, waarop de hierna te vermelden beslissing steunt, wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij op 14 mei 2000 te Emmen, gemeente Emmen, met anderen aan de openbare weg, [naam openbare weg], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen als zodanig herkenbare politiemensen van de Regiopolitie Drenthe, welk geweld bestond uit: duwen tegen die politiemensen en slaan al dan niet met stoelen tegen en naar die politiemensen, en schoppen tegen die politiemensen en gooien van stoelen en flessen naar die politiemensen. De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. KWALIFICATIE Het bewezene levert op: openlijk met verenigde krachten geweld plegen tegen personen, strafbaar gesteld bij artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. STRAFBAARHEID De rechtbank acht verdachte te dezer zake strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: - de aard en de ernst van het gepleegde feit. - De omstandigheden waaronder dit is begaan. - Hetgeen de rechtbank is gebleken omtrent de persoon van de verdachte. - De eis van de officier van justitie. - De inhoud van het verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 13 juni 2001. De rechtbank is op grond van genoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat in dit geval een taakstraf aangewezen is. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN: De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht. DE BESLISSING VAN DE RECHTBANK LUIDT: verklaart bewezen, dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door verdachte is begaan. Stelt vast, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte te dier zake tot: een taakstraf bestaande uit 60 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, met bevel voor het geval de veroordeelde deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter en mrs. P.L.M.J Rooijakkers en mr. O.J. Bosker, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 22 oktober 2002, zijnde mr. P.L.M.J. Rooijakkers en O.J. Bosker buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.- Parketnummer: 19.005693-00 Uitspraak d.d.: 22 oktober 2002 Pagina 6 van 6 Parketnummer: 19.005693-00 Uitspraak d.d.: 22 oktober 2002