Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE9518

Datum uitspraak2002-10-30
Datum gepubliceerd2002-10-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200200388/1
Statusgepubliceerd


Uitspraak

200200388/1. Datum uitspraak: 30 oktober 2002 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant], wonend te [woonplaats], en gedeputeerde staten van Noord-Holland, verweerders. 1. Procesverloop Bij brief van 26 oktober 2000, door verweerders ontvangen op 27 oktober 2000, heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer verweerders verzocht om vaststelling van hogere waarden als bedoeld in artikel 83 van de Wet geluidhinder. Bij brief van 23 april 2001 hebben verweerders aan het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer medegedeeld dat het verzoek ingevolge artikel 87, vierde lid, van de Wet geluidhinder geacht moet worden te zijn ingewilligd. Bij besluit van 4 december 2001, verzonden op 11 december 2001, hebben verweerders het hiertegen door appellant gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit is aangehecht. Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 21 januari 2002, bij de Raad van State ingekomen op 22 januari 2002, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 21 februari 2002. Deze brieven zijn aangehecht. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 oktober 2002, waar verweerders, vertegenwoordigd door mr. H.T. Ziengs, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Wet geluidhinder is behoudens het in de artikelen 82a, 83, en 100a bepaalde, de voor woningen binnen een zone ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel, vanwege de weg, 50 dB(A). Ingevolge artikel 83, eerste lid, van de Wet geluidhinder, voorzover hier van belang, kunnen gedeputeerde staten in bij algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen en volgens daarbij te stellen regels voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in artikel 82, eerste lid, een hogere dan de in dat artikel genoemde waarde vaststellen. Ingevolge artikel 87, tweede lid, van de Wet geluidhinder beslissen gedeputeerde staten op een verzoek als bedoeld in artikel 83, eerste lid, binnen dertien weken na de datum van ontvangst van het verzoek. Ingevolge artikel 87, vierde lid, onder a, van de Wet geluidhinder wordt een verzoek geacht te zijn ingewilligd indien gedeputeerde staten niet binnen de in het tweede lid bedoelde termijn een besluit met betrekking tot het verzoek hebben bekendgemaakt. 2.2. Bij de brief van 26 oktober 2000 is verzocht om vaststelling van een hogere toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in artikel 83 van de Wet geluidhinder voor vier woningen aan de IJweg en twee woningen aan de Hoofdweg te Nieuw Vennep in verband met de aanleg van de nieuwe Bennebroekerweg. Vaststaat dat verweerders niet binnen 13 weken na ontvangst van dit verzoek daarop hebben beslist. Op grond van artikel 87, vierde lid, onder a, van de Wet geluidhinder moet het verzoek derhalve worden geacht te zijn ingewilligd. 2.3. Het bestreden besluit strekt onder meer tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van appellant. Appellant woont aan de [locatie] te Nieuw Vennep. Voor deze woning is geen hogere waarde als bedoeld in artikel 83 van de Wet geluidhinder vastgesteld. Het primaire besluit heeft derhalve geen betrekking op deze woning. Voorts is niet gesteld of gebleken dat er een bijzondere, rechtens te erkennen relatie bestaat tot een of meer woningen waarvoor de ten hoogste toelaatbare waarden van de geluidsbelasting vanwege de weg zijn vastgesteld. Hieruit volgt dat de belangen van appellant niet rechtstreeks bij het besluit zijn betrokken. Verweerders hebben zijn bezwaar dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. 2.4. Het beroep is ongegrond. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, Voorzitter, en mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd en drs. H. Borstlap, Leden, in tegenwoordigheid van mr. Y.C. Visser, ambtenaar van Staat. w.g. Konijnenbelt w.g. Visser Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2002 148.