Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE9542

Datum uitspraak2002-10-16
Datum gepubliceerd2002-10-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 02-00714
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WAHV 02/00714 16 oktober 2002 CJIB 19044913472 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest Op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank te Dordrecht van 5 juni 2002 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats] 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Dordrecht niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. In hoger beroep is niet bestreden, dat de betrokkene niet binnen de in art. 11, derde lid, WAHV gestelde termijn zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de opgelegde administratieve sanctie en evenmin dat de betrokkene dit verzuim niet binnen een nader gestelde termijn heeft hersteld. 3.2. De betrokkene stelt, dat hij ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, omdat hij op (telefonisch) advies van de rechtbank één van de drie boetes "voortijdig" heeft voldaan, hoewel het moeten voldoen van drie opeenvolgende sancties wegens het binnen korte tijd verrichten van dezelfde gedraging ("voor het motorvoertuig van 3500 kg of minder heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren"), van welke gedraging(en) hij zich bovendien niet bewust was, indruiste tegen zijn rechtsgevoel. 3.3. Voor zover de betrokkene met voormeld verweer wil betogen, dat hij niet gehouden was (enige) zekerheid te stellen, overweegt het hof het volgende. 3.4. Ingevolge art. 11, eerste lid, WAHV wordt een bij de officier van justitie ingediend beroepschrift door deze aan de rechtbank ter kennis gebracht binnen zes weken nadat de indiener zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de sanctie dan wel de termijn daarvoor is verstreken. Het derde lid van art. 11 WAHV houdt in dat: - de zekerheid wordt gesteld bij het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden (CJIB), hetzij door middel van de aan de betrokkene toegezonden acceptgiro, hetzij anderszins door storting op de rekening van het CJIB; - de officier van justitie de indiener van het beroepschrift na de ontvangst ervan wijst op de verplichting tot zekerheidstelling en hem meedeelt dat de zekerheid dient te geschieden binnen twee weken na de dag van verzending van deze mededeling; - indien de zekerheidstelling niet binnen deze termijn is geschied het beroep door de kantonrechter niet-ontvankelijk wordt verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. 3.5. Op grond van de hiervoor onder 3.4. genoemde bepalingen dient voor de betaling van elke opgelegde sanctie tijdig zekerheid te worden gesteld en kan in beginsel een inhoudelijke beoordeling van de zaak eerst plaatsvinden na die zekerheidstelling. 3.6. Voor zover de betrokkene wenst aan te voeren, dat hij afgaande op het telefonisch advies er op mocht vertrouwen dat hij door ten aanzien van één van de drie beschikkingen (alsnog) zekerheid te stellen in zijn beroep tegen de beslissing van de officier van justitie (in alle drie zaken) zou worden ontvangen, overweegt het hof als volgt. 3.7. De betrokkene is tweemaal bij brief, waaronder laatstelijk bij brief van 25 januari 2002 op de juiste wijze, gewezen op de verplichting om zekerheid te stellen. Voorts is hij bij brief van 17 april 2002 opgeroepen voor de zitting van de kantonrechter d.d. 5 juni 2002. Deze brief bevat de navolgende passage: "De kantonrechter zal echter op voormelde zitting - alwaar u kunt verschijnen - conform artikel 11 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften het door u ingestelde beroep vanwege het ontbreken van zekerheidstelling niet-ontvankelijk verklaren, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat u in verzuim bent geweest." Blijkens het hoger beroepsschrift is het bedrag, dat tot zekerheid is gesteld in, naar het hof ambtshalve bekend is, de onderhavige zaak afgeschreven van de rekening van de betrokkene op de dag voor de zitting, 4 juni 2002. Om die reden kan in het midden blijven of er sprake is geweest van een telefonisch advies waaraan de betrokkene het vertrouwen zou hebben ontleend, dat de zaak toch inhoudelijk zou worden behandeld, aangezien hij dan - gelet op de inhoud van de brieven van 25 januari 2002 en van 17 april 2002 - ofwel te laat advies heeft gevraagd ofwel te laat conform dat advies heeft gehandeld. 3.8. De beslissing waarvan beroep zal worden bevestigd. 4. De beslissing Het gerechtshof: bevestigt de beslissing waarvan beroep. Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Hiemstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.