Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE9570

Datum uitspraak1999-01-28
Datum gepubliceerd2006-08-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers99/016
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ondanks hoge inkomsten schuldeisers onbetaald gelaten, niet te goeder trouw.


Uitspraak

Gerechtshof te Arnhem Eerste civiele kamer Arrest in de zaak van: X wonende te Y appellante, procureur: mr R.E.F. Bergwerf Bok. 1 Het geding in eerste aanleg Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank te Arnhem van 4 januari 1999, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht. 2. Het geding in hoger beroep 2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 12 januari 1999, is appellante (hierna te noemen: X. in hoger beroep gekomen van voormeld vonnis, waarbij haar verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen. 2.2 Bij voormeld beroepschrift heeft zij het hof verzocht het vonnis waarvan beroep te vernietigen, en opnieuw rechtdoende, het verzoek tot toepassing van een definitieve, althans voorlopige, schuldsaneringsregeling alsnog uit te spreken, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof in goede justitie vermeent te behoren. 2.3 Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken. 2.4 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 januari 1999, waarbij X. is verschenen, bijgestaan door haar procureur. 3 De motivering van de beslissing in hoger beroep 3.1 Het hoger beroep is tijdig ingesteld. 3.2 Van 1995 tot maart/april 1997 heeft X. te Dordrecht een privé-huis geëxploiteerd. Volgens haar verklaring ter zitting bedroegen haar inkomsten in genoemde periode f 300,-- tot f 1.000,-- per dag. Vast is komen te staan dat een aanzienlijk deel van haar schuldenlast ontstaan is in deze periode van bedrijfsvoering. 3.3 Naar het oordeel van het hof had X. zich gedurende haar bedrijfsvoering moeten realiseren dat zij een substantiële schuldenlast aan het opbouwen was. Nu zij in genoemde periode aanzienlijke inkomsten genoot uit haar bedrijf en zij desondanks geen of onvoldoende maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat schulden onbetaald zouden blijven, is aannemelijk dat X. ten aanzien van het onbetaald laten van schulden niet te goeder trouw is geweest. 3.4 Het hof acht het verzoek tot toepassing van een schuldsaneringsregeling niet toewijsbaar. Het hoger beroep treft geen doel. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. 4 De beslissing Het hof, rechtdoende in hoger beroep: bekrachtigt het vonnis van de rechtbank te Arnhem van 4 januari 1999. Dit arrest is gewezen door mrs Van der Weij, Houtman en Smeeïng-Van Hees en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 januari 1999.