Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE9577

Datum uitspraak1999-03-25
Datum gepubliceerd2006-08-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers99/143
Statusgepubliceerd


Indicatie

Instandhouding zwart-geldcircuit (en dus onvoldoende boekhouding) is onvoldoende grond voor afwijzing.


Uitspraak

Gerechtshof te Arnhem Eerste civiele kamer Arrest in de zaak van: X handelende onder de naam Y. wonende te P. appellant, procureur: mr J.M. Bosnak. 1 Het geding in eerste aanleg Het hof verwijst naar de vonnissen van de rechtbank te Almelo van 3 februari 1999 en 24 februari 1999, die in fotokopie aan dit arrest zijn gehecht. 2 Het geding in hoger beroep 2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 4 maart 1999 is appellant (hierna te noemen: X.) in hoger beroep gekomen van het vonnis van 24 februari 1999, waarbij zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen en hij is veroordeeld tot betaling van de publicatiekosten en de kosten van de bewindvoerder. 2.2 Bij voormeld beroepschrift heeft X. het hof verzocht het bestreden vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat X. definitief wordt toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. 2.3 Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder de jaarrekening 1998 van Y. 2.4 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 maart 1999, waarbij X. is verschenen, bijgestaan door mr E.M.M. van de Loo, advocaat te Enschede. Voorts is verschenen mr A. Poelstra, bewindvoerder. Beiden hebben daarbij aantekeningen overgelegd. Door mr Van de Loo is voorts een proces-verbaal van aangifte ter zake van - kort gezegd - verduistering in dienstbetrekking, opgemaakt op 13 september 1998, overgelegd. 3 De motivering van de beslissing in hoger beroep 3.1 Het hoger beroep is tijdig ingesteld. 3.2 Het hof is - ook na de overlegging in hoger beroep van aanvullende stukken - evenals de rechtbank van oordeel dat op zichzelf terecht aanmerkingen kunnen worden gemaakt ten aanzien van de door X. gevoerde boekhouding en de door hem overgelegde jaarstukken. Het door de rechtbank en de bewindvoerder aan X. gemaakte verwijt dat hij, hoewel hij door het voeren van een gebrekkige en niet actuele boekhouding onvoldoende inzicht had in zijn vermogenspositie, desondanks nieuwe schulden is aangegaan en onbetaald heeft gelaten, is door X. echter gemotiveerd weerlegd. X. heeft daartoe, onweersproken en deels gestaafd met bescheiden, aangevoerd dat hij in verband met zijn slechte financiële positie getracht heeft extra financiering voor zijn schulden te verkrijgen en dat hij, toen dit niet (geheel) lukte, vervolgens geprobeerd heeft het bedrijf te verkopen. 3.3 Naar het oordeel van het hof is dan ook niet aannemelijk geworden dat X. ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van schulden niet te goeder trouw is geweest in de in artikel 288 Fw bedoelde zin. In dat verband is vermeldenswaard dat mr Van de Loo ter zitting heeft verklaard dat het kasgeld van Y. te weten een bedrag van circa f 22.000,--, op zijn derden-rekening is gedeponeerd. Evenmin is gebleken dat één van de overige in artikel 288 Fw limitatief opgesomde afwijzingsgronden zich hier voordoet. Nu redelijkerwijs te voorzien is dat X. niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, zal het hof de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling alsnog uitspreken. Het bestreden vonnis zal derhalve worden vernietigd. 4 De beslissing Het hof, rechtdoende in hoger beroep: vernietigt het vonnis van de rechtbank te Almelo van 24 februari 1999, en opnieuw rechtdoende: verklaart de schuldsaneringsregeling. definitief op X. voornoemd van toepassing. Dit arrest is gewezen door mrs Van Raalte, Van Wijland-Kalkman en Smeeïng-Van Hees en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 1999.