Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE9579

Datum uitspraak2000-08-18
Datum gepubliceerd2006-08-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers647/00 en 655/00
Statusgepubliceerd


Indicatie

Hond van verzoekers heeft kind doodgebeten; schadevergoedingsplicht is geen afwijzingsgrond voor toelating. Hoge kosten voor huisdieren ( twee honden, acht katten en een papagaai) worden uit vrij te laten bedrag betaald.


Uitspraak

Gerechtshof te Amsterdam Tweede meervoudige burgerlijke kamer ARREST van 18 augustus 2000 in de zaak onder rekestnummers 647/00 en 655/00 van X. en Y., wonende te P., APPELLANTEN, procureur: mr. I. de Vos. 1. Het geding in hoger beroep 1.1 Appellanten zijn bij op 14 juli 2000 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschriften in hoger beroep gekomen van het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 12 juli 2000 onder rekestnummers 198002 en 198019/FT-RK 00.600 en 00.601, waarbij het verzoek van appellanten tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen. 1.2 Het hoger beroep is behandeld op de terechtzitting van 18 augustus 2000. op de zitting zijn appellanten verschenen bijgestaan door mr. I. de Vos, advocaat te Amsterdam. 2. De gronden van de beslissing 2.1. Het gaat in deze zaak om een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Bij de beoordeling van een dergelijk verzoek dienen alle omstandigheden van het geval te worden meegewogen. Uit de stukken en de terechtzitting in hoger beroep is het volgende gebleken. 2.2. X. ontvangt een WAO-uitkering Y. werkt als trambestuurder. Appellanten hebben twee honden en acht katten; zij verzorgen daarnaast een papegaai op kosten van de eigenares. Naast een aantal kleinere schulden bestaan de belangrijkste schulden van appellanten uit het volgende. In 1997 zijn appellanten een lening aangegaan van rond de f 70.000,-. Het geld is besteed aan de aanschaf van een auto voor X. ; zij is slecht ter been, aanpassingen aan de woning (in verband met de gezondheid van X.) en het maken van een buitenverblijf voor de katten. Eén van hun honden heeft in 1998 een (buur)meisje doodgebeten. Ter beëindiging van een civiele procedure zijn appellanten met de familie van het meisje een schadevergoeding overeengekomen. Bij de familie van het doodgebeten meisje en bij appellanten bestaat de -gerechtvaardigde- wens dat appellanten uit de buurt waar zij nu wonen verhuizen. 2.3. Uit de stukken blijkt dat appellanten na het ongeval met het buurmeisje enige tijd hun financiële verplichtingen niet zijn nagekomen. Daarna hebben zij getracht om de financiële problemen zelf op te lossen. De aflossingsregelingen die zij hebben getroffen met schuldeisers en die aanvankelijk konden worden nagekomen, worden nu doorkruist door loonbeslagen. Het is niet mogelijk gebleken om met alle schuldeisers een aflossingsregeling te treffen. 2.4. De door de rechtbank genoemde vrees dat appellanten hun uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren zullen nakomen vloeide mede voort uit de stugge houding die zij kennelijk hebben aangenomen ten aanzien van de kosten van de verzorging van hun dieren. Appellanten hebben zich bij de behandeling in hoger beroep bereid en in staat verklaard om aanzienlijk te bezuinigen op de kosten van de verzorging van de dieren. In zoverre wordt de door de rechtbank bedoelde vrees in hoger beroep weggenomen. 2.5. Nu ook voor het overige niet is gebleken van een belemmering om het verzoek toe te wijzen zal het hof anders dan de rechtbank het verzoek van appellanten toewijzen. 2.6. Ten overvloede wordt nog het volgende overwogen. De rechtbank zag ook in de aard en de omvang van de schadevergoedingsplicht aan de ouders van het doodgebeten buurmeisje grond voor afwijzing van het inleidend verzoek. Dat is echter een afwijzingsgrond die de Faillissementswet niet kent. Toegegeven wordt dat er een ongewenst effect aan toepassing van de schuldsanering kleeft in die zin dat appellanten na het verkrijgen van een zogenaamde "schone lei,' mogelijkerwijs niet meer op die schuld zullen aflossen en daartoe niet meer met rechtsmaatregelen kunnen worden gedwongen. In hoger beroep X. zich echter, desgevraagd, op het standpunt dat die schuld in zijn geheel betaald moet worden. Naar het hof begrijpt ook nadat de schuldsanering met goed gevolg zal zijn beëindigd. De beslissing Het hof: vernietigt het vonnis waarvan beroep; verklaart alsnog van toepassing de wettelijke schuldsaneringsregeling voor X. en Y. (voornoemd); verwijst de zaak naar de rechtbank te Amsterdam om te worden voortgezet met inachtneming van het in dit arrest overwogene. Gewezen door mrs. Willems-Morsink, Sorgdrager en Bouman en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 18 augustus 2000 in tegenwoordigheid van mr. Donner als griffier.