Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE9591

Datum uitspraak2002-04-11
Datum gepubliceerd2006-08-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep kort geding
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers1288/2001 SKG
Statusgepubliceerd


Indicatie

Buitenland-vermogen; internationaal. Door het ontbreken van de schakelbepaling naar de artikelen 203-205 Fw, kan de executie van vermogen in het buitenland doorgaan.


Uitspraak

Gerechtshof te Amsterdam Arrest Mr. D. Fasseur in zijn hoedanigheid van bewindvoerder in de schuldsaneringsregeling van X., kantoorhoudende te P., appellant, tevens geïmiteerde in het voorwaardelijk incidenteel appél, procureur: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, tegen Y., wonende te P., geïntimeerde, tevens appellant in het voorwaardelijk incidenteel appél, procureur: mr. P.W. Snoeker. 1. Het geding in hoger beroep 1.1. Appellant wordt hierna 'de bewindvoerder' genoemd, geïntimeerde X. 1.2. Bij dagvaarding van 26 november 2001 is de bewindvoerder onder aanvoering van grieven in hoger beroep gekomen van een vonnis van de president van de rechtbank te Amsterdam, rechtsprekend in kort geding, van 15 november 2001, in deze zaak onder rolnummer KG 01/2338 P gewezen tussen de bewindvoerder als eiser en X. als gedaagde. 1.3. Bij memorie van grieven overeenkomstig de appeldagvaarding heeft bewindvoerder tegen het vonnis waarvan beroep twee grieven aangevoerd en geconcludeerd dat het hof het vonnis zal vernietigen en alsnog zijn vorderingen zal toewijzen met veroordeling van X. in de proceskosten in beide instanties. 1.4. Bij memorie van antwoord tevens memorie van grieven bestreden en zijnerzijds twee grieven in een voorwaardelijk ingediend incidenteel appel. X. heeft daarbij bewijs van zijn stellingen aangeboden en heeft in het principaal appel geconludeerd tot bekrachtiging van het vonnis met veroordeling van de bewindvoerder in de kosten van, naar het hof begrijpt, de proceskosten in hoger beroep en in het voorwaardelijk incidenteel appel tot vernietiging van het vonnis en niet-ontvankelijkverklaring van de bewindvoerder in zijn vordering, althans afwijzing daarvan, met veroordeling van de bewindvoerder in proceskosten van beide instanties. 1.5. De bewindvoerder heeft vervolgens bij memorie van antwoord in het voorwaardelijk incidenteel appel de door X. aangevoerde grieven bestreden onder overlegging van één productie, met conlusie tot ongegrondverklaring en afwijzing van het incidenteel appel en veroordeling van X. in de daarop gevallen proceskosten. 1.6. Tenslotte hebben partijen aan het hof arrest gevraagd en daartoe hun stukken overgelegd. De inhoud van de stukken van het geding in beide instanties wordt als hier ingevoerd beschouwd. 2. Grieven Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de appeldagvaarding en de memorie van grieven in het voorwaardelijk incidenteel appel. 3. Feiten De president heeft in overweging 1. onder a tot en met e een opsomming gegeven van enige in dit vaststaande feiten. Hieromtrent bestaat geen geschil zodat ook het hof van die feiten uitgaat. 4. Beoordeling 4.1. Het gaat in deze zaak om het volgende: a. De president van de rechtbank te Utrecht heeft bij een bij voorraad uitvoerbaar verklaard verstrekvonnis van 3 oktober 2000. Y. veroordeeld aan X. de som van f.157.000,- aan hoofdsom, te vermeerderen met in het vonnis omschreven contractuele en wettelijke rente te betalen. Dit vonnis is op 4 oktober 2000 aan Y. betekend, verzet is niet ingesteld. b. X. heeft ter inning van zijn vorenbedoelde vordering beslag gelegd op een appartement van Y. te Fuengirola in Spanje. Blijkens door X. in dit kort geding overgelgde vertalingen van beschikkingen van de Rechtbank van Eerste Aanleg en Strafvordering nummer 2 te Feungirola, gedateerd 20 en 26 april 2001 heeft deze rechtbank aan X. toestemming tot tenuitvoerlegging van het hiervóór onder a. bedoelde vonnis verleend. De desbetreffende beschikkingen van de rechtbank Feungirola zijn op 17 september 2001 aan Y. betekend. Het in artikel 36 van het EEG-Executieverdrag (EEX) bedoelde rechtsmiddel van verzet tegen de tenuitvoerlegging is binnen de daarvoor geldende termijn van twee maanden na betrekking niet ingesteld. c. Bij vonnissen van de rechtbank te Utrecht van 20 juni en 18 juli 2001 heeft de rechtbank op verzoek van Y. de voorlopige en, vervolgens, definitieve schuldsaneringsregeling ten aanzien van Y. van toepassing verklaard. d. De bewindvoerder in de schuldsaneringsregeling heeft X. in kort geding gedagvaard. De, na eiswijziging, primaire vordering strekt ertoe dat de president zal bepalen dat X. de executie met onmiddelijke ingang dient te staken, dan wel te schorsen, op straffe van een dwangsom, de subsidiaire strekt ertoe dat X., mocht hij de executie reeds geëffectueerdd hebben, wordt verplicht de gehele opbrengst daatvan aan de boedel van Y. te betalen, eveneens op straffe van een dwangsom. e. De president heeft in het bestreden vonnis de gevraagde voorziening geweigerd. 4.2. Voorzover de eerste grief van de bewindvoerder inhpudt dat de president niet zou hebben beslist op de subsidiaire vordering mist deze grief feitelijke grond. De overweging onder nummer 5 in het vonnis, inhoudende dat in de schuldsaneringsregeling (nog) deen schakelbepaling is opgenomen waarin de artikelen 203-205 Fw., regelende de verplichtingen van de schuldenaar naar tot inbreng in het Nederlandse faillissement van hetgeen in het buitenland is verhaald, van overeenkomstige toepassing zijn verklaard, ligt immers kennelijk ten grondslag aan de beslissing van de president (ook) de subsidiaire voorziening te weigeren. 4.3. Het hof behandelt hierna tezamen de tweede grief en de door de bewindvoerder in het kader van de eerste grief aangevoerde bezwaren tegen de overweging van de president over de gevolgen van het ontbreken van een schakelbepaling als daarin bedoeld. 4.4. De ten aanzien van Y. van de toepassing verklaarde schuldsaneringsregeling heeft niet ten gevolge dat de door X. in Spanje gevolgde executie-procedure waarin op 26 april 2001 toestemming tot executie van Y. appartement werd verkregen, zou zijn geschorst. De bepaling van artikel 301 tweede lis Fw. luidende: Alle ten tijde van de uitspraak (tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, hof) tot verhaal van zijn schulden aangevangen executies worden geschorst," Ziet uitsluitend op in Nederland lopende executies en heeft geen gevolg ten aanzien van, zoals in het onderhavige geval, in Spanje ondernomen executiemaatregel die door het Spaanse recht worden beheerst. 4.5. De bewindvoerder stelt zich verder op het standpunt dat, nu zijn vordering is gericht tegen een Nederlandse jusiticiabele - X.- de Nederlandse rechter de betrokkene kan gebieden de executie in Spanje met onmiddelijke ingang van staken. De wetgever heeft, aldus de bewindvoerder, niet bedoeld de werking van de schuldsaneringsregeling te beperken tot het in nederland aanwezige vermogen. De door de bewindvoerder gevraagde voorzieningen beogen te voorkomen dat de "paritas creditorum", de gelijke behandeling van Y. schuldeisers wordt doorbroken. 4.6.Het hof stelt voorop dat, naar tussen partijen vaststaat, zoals hiervóór onder 4.1. b overwogen, door Y. in Spanje geen verzet is ingesteld tegen de verleende toestemming tot tenuitvoerlegging van het Nederlandse vonnis. 4.7. De vraag of op X. in de gegeven omstandigheden een verplichting rust de tenuitvoerlegging van dit vonnis in Spanje te staken, dan wel op te schorten, moet ontkennend worden beantwoord Een zo vergaande verplichting die in de visie van de bewindvoerder kennelijk uitsluitend op een Nerderlandse schuldeiser zou rusten, kan uit de wettelijke regeling met betreking tot de schuldsaneringsregeling niet worden afgeleid. hoezeer het inbeginsel ook wenselijk is te achten dat alle schuldeisers in het kader van een schuldsaneringsregeling, rekening houdend met hun wettelijke postitie, op gelijke voet worden behandeld, bij gebreke van uitdrukkelijke wetsbepaling omtrent de positie van schuldeisers die hun vordering op zich in het buitenland bevindende zaken van de saniet trachten te verhalen, kan niet tot het bestaan van een dergelijke verplichting worden geconcludeerd. 4.8. Op dezelfde grond rust op X. geen verplichting tot afdracht van de gehele executie-opbrengst van het appartement in Spanje aan de boedel van Y. De president heeft in dit verband terecht gewezen op het nog ontbreken van de schakelbepaling in de zin van artikelen 203-205 Fw. in de wettelijke bepaling met betrekking tot de schuldsaneringsregeling. In het algemeen dient te gelden dat het voor de rechtspositie van schuldeisers in geval van faillissement, surséance van betaling en toepasselijkheid van de schuldsaneringsregeling van essentieel belang is dat zij hun verplichtingen op betrekkelijk eenvoudig wijze kunnen vaststellen. Zonder een wettelijke regeling zoals het bepaalde in artikel 203 Fw. kan een verplichting tot afdracht als hiervoor bedoeld niet worden aangenomen. Slotsom Uit het vorenstaande dat de door de bewindvoerder aangevoerde grieven falen; het vonnis van de president dient te worden bekrachtigd. Het voorwaardelijk ingestelde incidenteel appel komt in dit hoger beroep gezien de beslissing op het principaal appel, verder niet aan de orde. De bewindvoerder wordt veroordeeld in de kosten van het principaal appel.