Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE9598

Datum uitspraak2002-10-29
Datum gepubliceerd2002-11-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers2200200601
Statusgepubliceerd


Uitspraak

rolnummer 2200200601 parketnummer 0975304801 datum uitspraak 29 oktober 2002 tegenspraak GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken ARREST gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 18 september 2001 in de strafzaak tegen de verdachte: [naam verdachte], geboren op [datum] te [plaats]. 1. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 23 april 2002, 6 mei 2002 en 15 oktober 2002. 2. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in hoger beroep op vordering van de advocaat-generaal gewijzigd. Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën gevoegd in dit arrest. 3. Procesgang In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaar met aftrek van voorarrest. De verdachte is terzake van het onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken. De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. 4. Ontvankelijkheid van het hoger beroep De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep aangezien het slechts een volgappèl heeft ingesteld met als enige doel de eenparigheidsregel van artikel 424 van het Wetboek van Strafvordering buiten werking te stellen (détournement de pouvoir). Dit verweer wordt verworpen. Uit de appèlmemorie blijkt welke overwegingen ten grondslag liggen aan het appèl. Die betreffen niet de strafmaat en hebben dus niet het door de raadsman geopperde doel. Het openbaar ministerie is dan ook ontvankelijk in het hoger beroep. 5. Beoordeling van het vonnis Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. 6. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt. BIJLAGE 1. dat hij op 15 februari 2001 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk met voorbedachte rade, [slachtoffer], geboren op 23 maart 1984, van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en (een van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer] gewurgd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] (door verstikking) is overleden. 2. dat hij op 15 februari 2001 te Dordrecht een lijk, te weten het dode lichaam van [slachtoffer], geboren op 23 maart 1984, heeft weggevoerd, met het oogmerk om de oorzaak van het overlijden te verhelen, door voornoemd lijk in een sprei en een dekbedovertrek te wikkelen en (vervolgens) in een auto te leggen en te vervoeren naar een andere plaats, te weten een landweg (Kerkweg te Ouderkerk aan den IJssel) en aldaar langs de kant van de weg te leggen en achter te laten. Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. 7. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen. 8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: 1: medeplegen van moord; 2: een lijk verbergen met het oogmerk om de oorzaak van het overlijden te verhelen. 9. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 10. Strafmotivering De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent het inbeslaggenomen voorwerp als vermeld in zijn vordering. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft welbewust samen met één of meer anderen zijn minderjarige dochter van het leven beroofd, waarna de verdachte het stoffelijk overschot van zijn dochter heeft verborgen teneinde nasporing te voorkomen. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat, in plaats van zijn dochter bescherming te bieden waar nodig, hij zich met anderen van haar ontdaan heeft zonder enige verantwoordelijkheid voor die handelwijze te willen dragen. De verdachte en zijn mededader(s) hebben het slachtoffer het meest fundamentele recht, het recht om te leven, ontnomen. De verdachte en zijn mededader(s) hebben met hun daad gevoelens van geschoktheid en onveiligheid in de maatschappij veroorzaakt. Bij het opleggen van de straf heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is geweest. Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt. 11. Beslag Ten aanzien van de inbeslaggenomen auto, zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte. 12. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57, 151 en 289 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TIEN JAREN. Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Gelast de teruggave aan de verdachte van de inbeslaggenomen auto. Dit arrest is gewezen door mrs. Koning, Silvis en Korvinus, in bijzijn van de griffier Van der Schalk. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 oktober 2002. Mr. Korvinus is buiten staat dit arrest te ondertekenen.