Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE9778

Datum uitspraak2002-11-01
Datum gepubliceerd2002-11-04
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers11587
Statusgepubliceerd


Uitspraak

GERECHTSHOF TE 'S-HERTOGENBOSCH ===================== | VOORLOPIGE HECHTENIS ===================== Parketnummer 1e aanleg : [verdachte] 03/005567/02 Raadkamernummer : 9597/APP Volgnummer: 01 Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, gezien de akte van de griffier van de arrondissementsrechtbank te Maastricht d.d. 4 oktober 2002, waarbij door de officier van justitie inzake: [verdachte], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum], [adres], hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de arrondissementsrechtbank te Maastricht d.d. 3 oktober 2002, bij welke beschikking de gevangenhouding van [verdachte] voornoemd werd geweigerd. gezien de beschikking waarvan beroep; gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door zijn raadsman; het hof overweegt, dat in deze zaak de verdenking bestaat dat verdachte een persoon van het leven heeft beroofd door verscheidende malen met kracht met een hamer op onder meer het hoofd van die persoon te slaan; in raadkamer heeft verdachte een beroep gedaan op noodweer dan wel noodweer-exces; om reeds in de huidige fase van deze strafzaak te kunnen oordelen, dat het niet waarschijnlijk is dat verdachte terzake het feit omschreven op het bevel bewaring zal worden veroordeeld moet uit het onderzoek in raadkamer duidelijk volgen, dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de zittingsrechter te zijner tijd het beroep van verdachte zal honoreren en verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging; het hof is van oordeel dat een dergelijke conclusie thans niet kan worden getrokken; derhalve kan niet worden geconcludeerd dat zich in casu de situatie voordoet als bedoeld in artikel 67a, derde lid van het Wetboek van Strafvordering; het hof is van oordeel dat er thans voldoende verdenking en ernstige bezwaren jegens verdachte bestaan ter zake het feit omschreven op het bevel bewaring en dat er sprake is van verdenking van een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld en de rechtsorde door dit feit ernstig is geschokt; het hof overweegt ten aanzien van het in raadkamer door de raadsman van verdachte gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis: bij afweging van het belang van verdachte bij de inwilliging van het verzoek tegen de belangen die de voorlopige hechtenis beoogt te dienen, dient in casu het persoonlijk belang van verdachte te prevaleren; het hof neemt daarbij onder meer het volgende in aanmerking: de omstandigheid dat zich niet de situatie van artikel 67a derde lid van het Wetboek van Strafvordering voordoet, sluit niet uit dat de zittingsrechter een beroep op noodweer dan wel noodweer-exces zal honoreren. Deze mogelijkheid lijkt in die mate aanwezig te zijn dat verdachte er een klemmend persoonlijk belang bij heeft om in vrijheid het oordeel van de zittingsrechter te kunnen afwachten; het verzoek tot schorsing behoort derhalve te worden toegewezen onder het stellen van de voorwaarden als hierna vermeld; Parketnummer 1e aanleg : [verdachte] 03/005567/02 Raadkamernummer : 9597/APP Gelet op de artikelen 66 - tweede lid, 67, 67a. 75, 78 en 80 t/m 88 van het Wetboek van Strafvordering. BESCHIKKENDE IN HOGER BEROEP: Wijst toe het hoger beroep; Vernietigt de beschikking waarvan beroep; Beveelt de gevangenhouding van verdachte; Wijst toe het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis; Beveelt dat de voorlopige hechtenis van verdachte zal worden geschorst vanaf heden voor onbepaalde tijd; Stelt aan verdachte als voorwaarde der schorsing: 1. dat verdachte, indien de opheffing der schorsing mocht worden bevolen, zich aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis niet zal onttrekken; 2. dat verdachte, ingeval hij wegens het feit waarvoor voorlopige hechtenis is bevolen, tot andere dan vervangende vrijheidsstraf mocht worden veroordeeld, zich aan de tenuitvoerlegging daarvan niet zal onttrekken; 3. dat verdachte zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis zal onthouden van het plegen van strafbare feiten; 4. dat verdachte gehoor zal geven aan oproepingen van politie en justitie; Aldus gedaan op 1 november 2002 door Mr. Vonhögen, als voorzitter, Mrs. Venhuizen en Tuijn, als raadsheren in tegenwoordigheid van Dhr. De Jonge, als griffier. Mr. Venhuizen is buiten staat om deze beschikking mede te ondertekenen. _______________________________ _______________________________ _______________________________ _______________________________ De advocaat-generaal bij dit Gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ten kennis van verdachte. 's-Hertogenbosch, 1 november 2002