
Jurisprudentie
AE9815
Datum uitspraak2002-02-05
Datum gepubliceerd2006-08-08
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersR200200817
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-08-08
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersR200200817
Statusgepubliceerd
Indicatie
Omdat aan saniet de verplichting was opgelegd om ƒ 1000,- per maand af te dragen aan de boedel, had hij gedurende de normale looptijd geen nominaal bedrag gehad. Daardoor was verlenging niet mogelijk.
Uitspraak
Gerechtshof te 's-Hertogenbosch
Arrest
In de zaak in hoger beroep van:
X.,
Wonende te P.,
Appellante
saniet,
Procureur: mr. M.A.J. Kemps.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 19 december 2001, waarvan de inhoud bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 27 december 2001, heeft appellant verzocht voormeld vonnis te vernietigen voorzover het de vastgestelde looptijd betreft en alsnog de looptijd van de schuldsaneringsregeling te bepalen op drie jaar.
2.2. Het hof heeft voorts kennis genomen van de inhoud van:
- de producties, overgelegd bij het beroepschrift.
2.3.De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 januari 2002. Bij die gelegenheid zijn gehoord: appellant en zijn advocaat mr. M.A.J. Kemps.
Naar aanleiding van dit verhoor heeft het hof de behoefte gevoeld om ook de bewindvoerder te horen. Dit verhoor is bepaald op 30 januari 2002.
2.4. Tijdens de nadere bahandeling van 30 januari 2002 zijn gehoord mr. E.C.M.J. van Kempen, de door de rechtbank benoemde bewindvoerder, appellant en zijn advocaat mr. M.A.J. Kemps.
2.5. Tevens is door het hof kennis genomen van:
- de brief van mr. E.C.M.J. van Kempen vam 30 januari 2002 met bijlagen.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4. De beoordeling
4.1. Bij vonnis van voornoemde rechtbank d.d. 29 maart 1999 is ten aanzien van X. de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
4.2. Op voordracht van de (waarnemend) r.c. mr. H. Emmerig d.d. 27 november 2001 heeft die rechtbank bij vonnis van 19 december 2001 bepaald dat de termijn van de toepassing van de schuldsaneringsregeling, moet worden vastgesteld. De R.C. stelde een termijn van vijf jaar voor. De rechtbank stelde een termijn van 4 jaar vast, te rekenen vanaf 29 maart 1999, zijnde de datum waarop de toepassing van de schuldsaneringsregeling van X. is uitgesproken.
Tegen deze beslissing is X. opgekomen.
4.3. X. heeft zich op het standpunt gesteld dat de termijn van de schuldsaneringsregeling dient te worden bepaald op ten hoogste 3 jaar, omdat er geen gronden zijn voor verlenging van de reguliere looptijd van 3 jaar. Daarbij heeft hij aangevoerd, dat hij twee dienstbetrekkingen heeft, meer dan full time werkt en een aanzienlijke maandelijkse boedelbijdrage betaalt. Hij heeft betwist, dat er zich tijdens de looptijd van de schuldsanering onregelmatigheden hebben voorgedaan doordat hij onbetaalde werkzaamheden zou verrichten voor AKH People B.V..
4.4. Ten aanzien van de termijn, gedurende welke toepassing van de schuldsanering van kracht is, overweegt het hof het navolgende.
Artikel 343 lid 2 FW houdt in, dat de rechter in een saneringsplan in ieder geval de termijn vastgestelt gedurende welke toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is, welke termijn ten hoogste drie jaar zal zijn, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
In afwijking van de termijn van ten hoogste drie jaar kan de termijn op ten hoogste vijf jaar worden vastgesteld, indien voor de gehele termijn vanaf de vaststelling van het saneringsplan in dat plan tevens een nominaal bedrag wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 295 derde lid.
Met het nominale bedrag in dat artikel wordt bedoeld een nominaal bedrag, dat boven de beslagvrije voet (die in artikel 475 Rv -kort samengevat- wordt bepaald op 90% van de bijstandsnorm) buiten de boedel wordt gelaten.
In de praktijk wordt het bedrag van de beslagvrije voet, vermeerderd met juistvermeld nominaal bedrag, ter beschikking van de saniet gesteld ter bestrijding van zijn kosten van levensonderhoud.
Ingevolge voormeld wetsartikel kan verlenging van de termijn van drie jaar tot (maximaal) 5 jaar slechts door de rechtbank in het saneringsplan worden bepaald, indien voor de gehele looptijd van de saneringsplan aan de saniet een bedrag ter beschikking wordt gesteld, dat boven de beslagvrije voet van de bijstandsnorm uitstijgt.
4.5. In het saneringsplan is de bepaling opgenomen, dat wanneer de schuldenaar inkomen uit arbeid verwerft het maandelijks vrij te laten inkomen wordt vastgesteld op 100% van de toepasselijke bijstandsnorm, terwijl de norm die thans van toepassing is, de norm is voor een gezin met een maximale toeslag van f.2.237,53 per maand.
Daartegenover staat, dat in hetzelfde saneringsplan de saniet verplicht wordt een bijdrage van minimaal f.1.000,- per maand af te dragen aan de boedel, aan welke verplichting de saniet vanaf 1 maart 2001 volledig heeft voldaan.
4.6. In de mondelinge toelichting op 30 januari 2002 heeft de bewindvoerder verklaard, dat rekening houdend met de hoogte van het inkomen van de saniet, zoals blijkt uit de aan hem overgelegde salarisspecificaties, de saniet na aftrek van de f.1.000,- per maand een bedrag van overhoudt dat valt beneden het niveau van de beslagvrije voet.
Hierdoor wordt niet voldaan aan het vereiste, dat de wet stelt wil de termijn van drie jaar worden verlengd.
De bewindvoerder heeft hieraan toegevoegd, dat indien alsnog in relatie met de door de saniet overgelegde salarisspecificaties met terugwerkende kracht het vrij te laten inkomen zou worden vastgesteld op 100% van de toepasselijke bijstandsnorm (waardoor een surplus zou bestaan boven de beslagvrije voet), dit een aanmerkelijke terugbetaling van gelden voor de boedel zou betekenen, die niet zou opwegen tegen het voordeel, dat voor de boedel gelen is in een verlenging van de duur van de toepassing van de schuldsaneringsregeling met een jaar.
4.7. De rechtbank verwijt saniet het in het bestreden vonnis, dat hij in de periode van de aanvraag van de toepassing van de schuldsaneringsregeling tot 1 maart 2001 zich onvoldoende ingespannen heeft om een adequaat inkomen uit loondienst te vewerven en daardoor een maximale bijdrage aan de boedel te leveren.
Kennelijk acht de rechtbank dit niet het geval voor de periode vanaf 1 maart 2001.
Nu niet is gebleken, dat de rechtbank het door saniet gespecifiseerde inkomen vanaf 1 maart 2001 als zodanig niet adequaat acht, staat daarmee voldoende vast dat de saniet gedurende een substantieel deel van de looptijd van de toepassing van de schuldsaneringsregeling niet de beschikking heeft gehad over een inkomen dat oer saldo na aftrek van de bijdrage uitstijgt boven de beslagvrije voet.
4.8. Het hof komt op basis van hetgeen hierboven is overwogen tot de conclusie dat het hoger beroep van X. slaagt, zij het andere gronden dan de saniet naar voren heeft gebracht.
4. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis van 19 december 2001 van de rechtbank te 's-Hertogenbosch doch uitsluitend voorzover daarbij de termijn gedurende welke de schuldsaneringsregeling ten aanzien van X. toepasselijk is, is vastgesteld op een langere termijn dan drie jaar, te rekenen vanaf 29 maart 1999.
handhaaft het vonnis van voornoemde rechtbank voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Teeffelen, Venner-Lijten, en Dorn en uitgesproeken ter openbare terechtzitting van dit hof van 5 februari 2002, in tegenwoordigheid van de griffier.

