
Jurisprudentie
AE9835
Datum uitspraak1999-09-28
Datum gepubliceerd2006-08-08
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers99/587
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-08-08
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers99/587
Statusgepubliceerd
Indicatie
Meewerken aan bijstandsfraude onder druk echtgenoot vormt afwijzingsgrond.
Uitspraak
Het gerechtshof te 's-Gravenhage,
Tweede civiele kamer,
heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van:
X.
wonende te P.,
appellante,
procureur: mr. H.C. Grootveld.
Het geding
Bij verzoekschrift van 2 september 1999 heeft X. hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te Rotterdam van 25 augustus 1999, waarbij het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen.
Bij voormeld verzoekschrift heeft X. het hof verzocht het vonnis waarvan beroep te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, haar alsnog toe te laten tot de schuldsneringsregeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 september 1999, waarbij X. is verschenen, bijgestaan door mr. A.T. Tilburg, advocaat te Spijkenisse.
Beoordeling van het hoger beroep
1. X. stelt dat de rechtbank haar verzoek ten onrechte heeft afgewezen op grond van het feit dat aannemelijk is dat ten aanzien van het ontstaan van de schuld aan de Sociale Dienst van fl. 19.862,88 niet te goeder trouw is geweest. X. voert daartoe aan dat zij wel deels op de hoogte was dat haar toenmalige echtgenoot, de heer Y., naast een ABW-uitkering inkomsten uit arbeid genoot, maar dat zij door hem onder enorme druk werd gezet om de informatieformulieren van de Sociale Dienst mee te tekenen.
2. Gelet op de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is naar het oordeel van het hof komen vaat te staan dat X. ervan op de hoogte was dat haar ex-echtgenoot inkomsten uit arbeid genoot maar dat zij desondanks de maandelijkse informatieformulieren van de Sociale Dienst mede ondertekende. Zelfs al zou aangenomen moeten worden dat X. dit onder druk van haar ex-echtgenoot heeft gedaan levert dit naar het oordeel van het hof onvoldoende grond op om eraan voorbij te zien dat X. gedurende langere tijd desbewust haar medewerking heeft verleend aan een bijstandsfraude van aanzienlijke omvang en aldus ten aanzien van het ontstaan van een belangrijk deel van haar schulden niet te goeder trouw is geweest.
Uit het voorgaande volgt dat de beslissing waarvan beroep moet worden bekrachtigd.
Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beslissing van de rechtbank te Rotterdam van 25 augustus 1999.
Dit arrest is gewezen door mrs Ulenbeck-Lagerweij, Simonis en Gerritzen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 september 1999 in tegenwoordigheid van de griffier.

