
Jurisprudentie
AE9893
Datum uitspraak2002-11-06
Datum gepubliceerd2002-11-06
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200200610/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-11-06
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200200610/1
Statusgepubliceerd
Uitspraak
200200610/1.
Datum uitspraak: 6 november 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting "Stichting Voortgezet Onderwijs De Liemers", gevestigd te Zevenaar,
appellante,
en
de stichting "Stichting Participatiefonds voor het onderwijs",
verweerster.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 maart 2001 heeft verweerster geweigerd de uitkeringskosten die voortvloeien uit de met een ontslag gelijk te stellen beëindiging van een tijdelijk dienstverband door appellante van een leerkracht met ingang van 1 augustus 2000, voor haar rekening te nemen.
Bij besluit van 21 december 2001 heeft verweerster het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 30 januari 2002, bij de Raad van State ingekomen op 31 januari 2002, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 28 februari 2002. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 17 april 2002 heeft verweerster een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 augustus 2002, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. M.J. van Pomeren, advocaat te Amsterdam, en verweerster, vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 1 augustus 2002 heeft verweerster het besluit van 21 december 2001 gewijzigd en bepaald dat de eventuele uitkeringskosten die voortvloeien uit de beëindiging van het tijdelijk dienstverband van de betrokken werknemer per 1 augustus 2000 met een omvang van 36,86 uren voor haar rekening kunnen worden gebracht.
2.2. Met dit besluit is verweerster geheel aan de door appellante gemaakte bezwaren tegemoet gekomen. Dat appellante ten gevolge van het besluit 27 maart 2001 dan wel van het besluit van 21 december 2001 renteschade heeft geleden, zoals door haar ter zitting is gesteld, is op generlei wijze aannemelijk gemaakt. Enig ander belang van appellante bij een inhoudelijke beoordeling van het door haar ingestelde beroep is gesteld noch gebleken.
2.3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.4. Verweerster dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Daarbij is in aanmerking genomen dat het onderhavige beroep gelijktijdig met het beroep inzake 200200603/1 ter zitting is behandeld. Voor het verschijnen ter zitting van de gemachtigde van appellante wordt in deze zaak dan ook een half punt toegekend.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
II. veroordeelt de stichting "Stichting Participatiefonds voor het onderwijs" in de door appellante in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 483,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de stichting "Stichting Participatiefonds voor het onderwijs" te worden betaald aan appellante;
III. gelast dat de stichting "Stichting Participatiefonds voor het onderwijs" aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 218,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van Loon
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 november 2002
284.

