Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE9898

Datum uitspraak2002-11-06
Datum gepubliceerd2002-11-06
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200106208/1
Statusgepubliceerd


Uitspraak

200106208/1. Datum uitspraak: 6 november 2002 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats] tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Middelburg van 5 november 2001 in het geding tussen: appellant en burgemeester en wethouders van Borsele. 1. Procesverloop Bij besluit van 25 maart 1999 hebben burgemeester en wethouders van Borsele (hierna: burgemeester en wethouders) aan appellant bouwvergunning geweigerd voor een varkensstal op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel). Bij besluit van 1 december 1999 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door appellant gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 25 maart 1999 herroepen onder mededeling dat van rechtswege bouwvergunning is verleend. Bij gelijkluidende brieven van 1 december 1999 hebben burgemeester en wethouders, overeenkomstig het bepaalde in artikel 58 van de Woningwet, de eigenaren en hoofdgebruikers van naburige andere gebouwen in kennis gesteld van de verlening van rechtswege van bouwvergunning. Bij besluit van 6 december 2000 hebben burgemeester en wethouders de daartegen door [buren] gemaakte bezwaren gegrond verklaard en de van rechtswege verleende bouwvergunning herroepen en ingetrokken. Dit besluit en het advies van Commissie bezwaar- en beroepschriften van 18 februari 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht. Bij uitspraak van 5 november 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Middelburg (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 17 december 2001, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 16 januari 2002. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 1 maart 2002 hebben [buren] een memorie ingediend. Bij brief van 11 maart 2002 hebben burgemeester en wethouders dat ook gedaan. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 augustus 2002, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door I.A. Dekker, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord [buren] in persoon en [buren], vertegenwoordigd door [gemachtigde]. 2. Overwegingen 2.1. Voordat de Afdeling kan ingaan op de door appellant tegen de aangevallen uitspraak aangevoerde gronden, dient zij ambtshalve te bezien of het hoger beroep ontvankelijk is. Dat is niet het geval indien niet vast kan worden gesteld dat appellant een actueel belang heeft bij de uitkomst van het hoger beroep. Dienaangaande overweegt de Afdeling dat gebleken is dat appellant na indiening van de aanvraag om bouwvergunning op 7 maart 1997 het perceel per 1 september 1998 in eigendom heeft overgedragen aan [de besloten vennootschap] en dat sedertdien het daar gevestigde varkensbedrijf door [naam] B.V. wordt geƫxploiteerd. De stukken en het verhandelde ter zitting bieden geen aanknopingspunten om aan te nemen dat appellant niettemin nog een actueel belang heeft bij de uitkomst van het hoger beroep. Met name is gebleken noch aannemelijk geworden dat appellant, zoals hij stelt, nog een terugkoopoptie heeft op het perceel. 2.2. Nu appellant de Afdeling er niet van heeft weten te overtuigen dat hij in deze zaak nog een actueel belang heeft bij de uitkomst van het hoger beroep, dient dat niet-ontvankelijk te worden verklaard. Aan een bespreking van de in hoger beroep aangevoerde gronden komt de Afdeling derhalve niet toe. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk. Aldus vastgesteld door mr. C.A. Terwee-van Hilten, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. B.J. van Ettekoven, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat. w.g. Terwee-van Hilten w.g. Haan Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 6 november 2002 27-412.