Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE9923

Datum uitspraak2002-11-01
Datum gepubliceerd2002-11-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers2200031802
Statusgepubliceerd


Uitspraak

rolnummer 2200031802 parketnummer 1010008000 datum uitspraak 1 november 2002 tegenspraak GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken ARREST gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 5 december 2001 in de strafzaak tegen de verdachte: [verdachte] Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 18 oktober 2002. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd. Procesgang In eerste aanleg is de verdachte wegens moord veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van tien jaren, met aftrek van voorarrest. De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Beoordeling van het vonnis Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt. BIJLAGE dat hij te Rotterdam opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon, genaamd [slachtoffer], van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte op 16 september 2000 opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen op die [slachtoffer] geschoten ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op 18 september 2000 is overleden. Hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen. Bewijsoverweging Uit het sectieverslag d.d. 20 februari 2001 van de patholoog-anatoom dr [naam] (blz. 7 sub B) is naar voren gekomen dat het slachtoffer vermoedelijk in de rug is geschoten. Deze vermoedens worden versterkt door het rapport van 14 maart 2001 van de getuige-deskundige [naam] alsmede door de verklaring die laatstgenoemde op 8 augustus 2002 bij de rechter-commissaris heeft afgelegd. Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat het slachtoffer niet van zeer nabij in de rug is geschoten. Hoewel het het hof rechtens onjuist voorkomt dat bij het voorleggen van de zaak aan de getuige-deskundige [naam] een vraag is voorgelegd die als tendentieus moet worden bestempeld, doet dit geen afbreuk aan de waarde van de bevindingen van deze deskundige, die de vraagstelling in objectieve zin heeft bijgesteld en zijn uitkomst stoelt op objectieve gegevens die hij bij zijn onderzoek heeft aangetroffen, zoals de plaats waar metaaldeeltjes zijn gevonden en de stand van de vezels van de winkelhaak in de voorzijde van het trainingsjack. Bij de rechter-commissaris heeft de getuige-deskundige verklaard zich niet hebben laten beïnvloeden door de vraagstelling en de standaardprocedure gevolgd te hebben. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Primair. Moord. Strafbaarheid van de verdachte Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging een beroep gedaan op noodweer(exces), aanvoerende dat de verdachte in een worsteling met het slachtoffer, waarin de verdachte dreigde door deze te worden doodgeschoten, de hand en de arm van het slachtoffer zodanig wist te draaien dat het latere slachtoffer zichzelf heeft doodgeschoten. Ter zitting in hoger beroep heeft de verdachte op verzoek van de advocaat-generaal de situatie feitelijk nagespeeld, waarbij een parketwachter de rol van het slachtoffer heeft gespeeld. Het hof overweegt hieromtrent het volgende. Gezien het sectieverslag van 20 februari 2001 van de patholoog dr [naam] (blz. 7 sub B) en de verklaring van de getuige-deskundige [naam] van 8 augustus 2002 komt het hof tot het oordeel dat het slachtoffer in de rug is geschoten, waarbij de afstand tussen het vuurwapen en het slachtoffer bij het afgaan van het vuurwapen niet heel kort kan zijn geweest, omdat er geen schotsporen zijn aangetroffen op het jack. Het hof acht de lezing van de verdachte niet aannemelijk geworden. Nu naar het oordeel van het hof, zoals hiervoor overwogen, de door de verdachte gestelde feitelijke toedracht niet aannemelijk is geworden en het hof overigens niet aannemelijk acht dat zich een noodweersituatie heeft voorgedaan, dient zowel het beroep op noodweer als het beroep op noodweerexces te worden verworpen. Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Strafmotivering De advocaat-generaal mr [naam] heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Op 16 september 2001 heeft de verdachte geschoten op een man die op 18 september 2001 in het ziekenhuis aan zijn verwondingen is overleden. De verdachte, die naar eigen zeggen door het slachtoffer geript was, voelde zich in zijn eer aangetast door de ripdeal en zocht het slachtoffer op om wraak te nemen. De verdachte heeft een man het meest fundamentele recht, namelijk het recht om te leven, afgenomen. Door deze koelbloedige afrekening is bovendien de rechtsorde ernstig geschokt. Dergelijke ernstige delicten voeden bovenal gevoelens van onveiligheid in de samenleving, in het bijzonder de samenleving in deze kwetsbare buurt in Rotterdam. Gelet op de zwaarte van het feit en op de jeugdige leeftijd van de verdachte is het hof van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde straf passend en geboden is. Toepasselijk wettelijk voorschrift Het hof heeft gelet op artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert. Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TIEN JAREN. Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Dit arrest is gewezen door mrs Koning, Silvis en Mos-Verstraten, in bijzijn van de griffier mr De Vries. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 november 2002.