
Jurisprudentie
AE9953
Datum uitspraak2002-11-05
Datum gepubliceerd2002-11-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/118064-01
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-11-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/118064-01
Statusgepubliceerd
Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/118064-01
Datum uitspraak: 5 november 2002
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank in het arrondissement Amsterdam, vijfde meervoudige kamer B, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te Naarden op 8 september 1961,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres] en aldaar feitelijk verblijvende.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
22 oktober 2002.
1. Telastelegging.
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen.
-----
3. Waardering van het bewijs.
Verdachte reed als bestuurder van een vrachtauto over de Churchillstraat in Naarden en wilde linksaf de Aalscholverstraat inrijden. Verdachte reed met een snelheid van circa 35 kilometer per uur. Gelet op de verklaring van getuige [getuige], alsmede gelet op de inhoud van het proces-verbaal ongevalsanalyse, acht de rechtbank het aannemelijk dat het slachtoffer met haar bromfiets harder reed dan was toegestaan. Er is geen aanwijzing dat het slachtoffer links naast de vrachtwagen is opgedoken zodat verdachte haar had kunnen opmerken in zijn spiegels.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komen twee mogelijke lezingen van de feiten naar voren.
In de eerste lezing was het slachtoffer voornemens om rechtdoor te rijden. Ingevolge artikel 11, tweede lid van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 worden bestuurders die links voorgesorteerd hebben en te kennen hebben gegeven dat zij naar links willen afslaan, rechts ingehaald. In casu heeft verdachte te kennen gegeven dat hij linksaf wilde slaan: hij had - naar eigen zeggen - zijn linker richtingaanwijzer ontstoken en was de Aalscholverstraat op het moment van de aanrijding al enigszins ingereden. Blijkens de verklaring van de getuige [getuige] is het slachtoffer links van de vrachtwagen gaan rijden terwijl verdachte de bocht al was ingereden. Met andere woorden: eerst nadat verdachte de Aalscholverstraat instuurde zou het slachtoffer haar inhaalmanoeuvre hebben ingezet. Dit is in strijd met genoemd artikellid.
In de tweede lezing wilde het slachtoffer eveneens linksaf slaan. In dat geval had zij zich niet links van die vrachtwagen mogen bevinden, maar had zij achter die vrachtwagen moeten blijven rijden en moeten wachten totdat de vrachtwagen de bocht had voltooid. Het slachtoffer had de vrachtwagen op deze kruising niet mogen inhalen, nu de vrachtwagen de bocht naar links had aangekondigd en al had ingezet.
In beide lezingen treft verdachte geen verwijt, nu er geen aanwijzing is dat het slachtoffer links naast de vrachtwagen is gaan rijden, op een wijze en een moment waarop verdachte haar nog voor het inzetten van de bocht had kunnen opmerken. Mitsdien acht de rechtbank het telastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
4. Ten aanzien van de benadeelde partij.
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht -
geen straf of maatregel is opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij [benadeelde partij] in de vordering niet-ontvankelijk is.
5. Beslissing:
Verklaart het telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.D. Bonga - Sigmond, voorzitter,
mrs. C.N. Dalebout en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. de Boer, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 november 2002.

