Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE9971

Datum uitspraak2002-10-25
Datum gepubliceerd2002-11-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/125045-02
Statusgepubliceerd


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Parketnummer: 13/125045-02 Datum uitspraak: 25 oktober 2002 op tegenspraak VERKORT VONNIS van de rechtbank Amsterdam, negende meervoudige kamer A, in de strafzaak tegen: [verdachte] , geboren te Palestina (Israël) op 1 november 1981, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, gedetineerd in het Huis van Bewaring "[adres] De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting 11 oktober 2002. 1. Telastelegging Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals ter terechtzitting gewijzigd. Van de dagvaarding en de vordering wijziging telastelegging zijn kopieën als bijlagen 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. De gewijzigde telastelegging geldt als hier ingevoegd. 2. Voorvragen Geldigheid van de dagvaarding. Ten aanzien van het onder 2 telastegelegde Artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht spreekt over het aannemen van een valse hoedanigheid als middel van oplichting. Krachtens jurisprudentie van de Hoge Raad kunnen zowel het in het leven roepen van omstandigheden als de listige aanpassing aan omstandigheden (misbruik van goed vertrouwen) oplichting opleveren. In de telastelegging wordt het middel aannemen van een valse hoedanigheid echter onvoldoende duidelijk uiteengezet in een nadere feitelijke omschrijving. Het is derhalve niet duidelijk waaruit het aannemen van een valse hoedanigheid in casu heeft bestaan. De dagvaarding voldoet derhalve op bovengenoemd punt niet aan de eisen zoals in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering gesteld. De rechtbank zal de dagvaarding ten aanzien van het onder 2 telastegelegde nietig verklaren. 3. Waardering van het bewijs 3.1. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 4 en 5 is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. 3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat Ten aanzien van het onder 1 telastegelegde hij op 17 april 2002 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee creditcards en een paspoort en US$ 40,= en een telefoonkaart, toebehorende aan [slachtoffer 1]; Ten aanzien van het onder 3 telastegelegde hij op 17 april 2002 te Amsterdam toen de aldaar dienstdoende agenten van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland [I.M.B.] en [L.J.Z.] hem, verdachte, op verdenking van het overtreden van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt hadden aangehouden teneinde hem ten spoedigste te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het politiebureau Lijnbaansgracht, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk met die opsporingsambtenaren te worstelen; Ten aanzien van het onder 6 telastegelegde hij op 18 mei 2002 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een gouden Tiffany horloge en Euro 70,- en wisselgeld en een palm Pilot, handcomputer en een camera Nikon N70 en een lens en Euro 160,= en een rugtas (kleur groen), toebehorende aan -respectievelijk- [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], welke diefstal werd voorafgegaan door het brengen in staat van onmacht van die slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, welk brengen in staat van onmacht hierin bestond dat hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk -nadat hij met die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] contact had gelegd en met die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] naar een hotelkamer was gegaan- die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] heeft gedrogeerd op een zodanige wijze dat die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] in slaap zijn gevallen; Ten aanzien van het onder 7 telastegelegde hij op 25 mei 2002 te Amsterdam in het bezit was van een Italiaanse Carta d'identita nummer AE 9680627 op naam van Hicham Idrisi geboren op 15 augustus 1976 te Fes Marokko, waarvan verdachte wist dat het vervalst was, bestaande die valsheid hierin dat in die Carta d'identita de personalia en een pasfoto waren aangebracht door een ander of anderen dan de daartoe bevoegde autoriteiten; Ten aanzien van het onder 8 telastegelegde dat hij op 25 mei 2002 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad vier tabletten van een materiaal bevattende Clonazepam. Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad. 4. Het bewijs De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. 5. De strafbaarheid van de feiten De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. 6. De strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar. 7. Motivering van de straffen en maatregelen De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft in een tijdsbestek van ruim een maand meerdere strafbare feiten gepleegd. Verdachte richtte zich hierbij met name op de groep homoseksuele mannen in Amsterdam. Hij maakte zodanig contact met zijn slachtoffers dat zij hem uitnodigden met hen mee te gaan, waarna hij na intieme contacten met hem te hebben gehad, wachtte totdat zij sliepen, waarna hij hen beroofde. In één van de bewezenverklaarde gevallen heeft hij zijn slachtoffers een middel met verdovende werking toegediend. Het optreden van verdachte heeft voor grote onrust en beroering binnen de groep homoseksuele mannen in Amsterdam gezorgd. Verdachte maakte met zijn handelen inbreuk op de meest ultieme privacy van zijn slachtoffers, om vervolgens het vertrouwen waarmee ze hem daarin toelieten schaamteloos te schenden. Naar de ervaring leert, ondervinden slachtoffers van dergelijke feiten daarvan nog geruime tijd last. Op het moment dat verdachte op heterdaad betrapt werd bij een poging tot oplichting heeft verdachte geprobeerd zich uit de voeten te maken en zich met geweld verzet tegen zijn aanhouding. Tevens was verdachte in het bezit van een vervalst paspoort. Door gebruik te maken van valse of vervalste reisdocumenten wordt bewust beoogd de controle door een staat van de identiteit van degenen die van een dergelijk document gebruikt maakt te omzeilen. Bovendien wordt het vertrouwen dat moet kunnen worden gesteld in van overheidswege verstrekte identiteitsdocumenten geschonden. Tenslotte heeft verdachte voor de gezondheid van personen gevaarlijke stoffen aanwezig gehad, te weten tabletten bevattende clonazepam. Al deze feiten en omstandigheden hebben de rechtbank ertoe gebracht verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur op te leggen. 8. Toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 180, 231, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing. 9. Beslissing Verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder 2 telastegelegde nietig. Verklaart het onder 4 en 5 telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 3, 6, 7 en 8 telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde Diefstal. Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde Wederspannigheid. Ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde Diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden. Ten aanzien van het onder 7 bewezenverklaarde In het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet dat het vervalst is. Ten aanzien van het onder 8 bewezenverklaarde Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, eerste lid, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod. Verklaart het bewezene strafbaar. Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden. Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden. Dit vonnis is gewezen door mr. Th.J.M. Gijsberts, voorzitter, mrs. A.J.R.M. Vermolen en H.P. Kijlstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.K. Bos, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 oktober 2002.