
Jurisprudentie
AE9998
Datum uitspraak2001-03-28
Datum gepubliceerd2006-08-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers0100065
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-08-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers0100065
Statusgepubliceerd
Indicatie
Op grond van een arbeidshandicapbeoordeling meent het hof, anders dan de rechtbank, dat redelijkerwijs niet de verwachting bestaat dat de schuldenaar geheel of gedeeltelijk aan zijn verplichting kan voldoen, zodat beëindigingsverzoek na één jaar wordt gehonoreerd.
Uitspraak
Het gerechtshof te Leeuwarden
Arrest gewezen inzake
X.,
Wonende te P.,
Appellant,
Hierna te noemen: X.,
Procureur mr. O. A. van Oorschot
Het geding in eerste instantie
Bij vonnis van 1 maart 2001 heeft de rechtbank te Leeuwarden het verzoek van de bewindvoerder strekkende tot beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van X op de grond dat redelijkerwijs niet de verwachting bestaat dat X geheel of gedeeltelijk aan zijn verplichtingen kan voldoen, afgewezen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 9 maart 2001, heeft X verzocht voornoemd vonnis te vernietigen en opnieuw beslissende alsnog over te gaan tot beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van hem op de grond dat redelijkerwijs niet de verwachting bestaat dat hij geheel of gedeeltelijk aan zijn verplichtingen kan voldoen.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van de overige stukken.
Ter zitting van 22 maart 2001 is de zaak behandeld.
De beoordeling
Vast staande feiten
1. Bij vonnis van 16 december 1999 is ten aanzien van X de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken met benoeming van de heer J. Oldenberg van de Stichting Gemeenschappelijke Kredietbank Friesland (hierna GKB) tot bewindvoerder.
2. Op 19 december 2000 heeft de bewindvoerder de rechtbank verzocht een datum voor de behandeling van de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van X bepalen, aangezien redelijkerwijs niet de verwachting bestaat dat X geheel of gedeeltelijk aan zijn verplichtingen kan voldoen. In de schuldsaneringsregeling is nog geen datum voor de verificatievergadering bepaald.
3. De rechtbank heeft de datum van de beëindigingzitting bepaald op 15 februari 2001. Op de terechtzitting heeft de bewindvoerder overeenkomstig het bepaalde in artikel 353 lid Fw een schriftelijk verslag uitgebracht.
De rechter-commissaris heeft de rechtbank geadviseerd de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen.
De grief
5. De grief strekt - zakelijk weergegeven - ten betoge dat de rechtbank ten onrechte niet op de K van toepassing zijnde schuldsaneringsregeling heeft beëindigd nu -aldus K - redelijkerwijs niet de verwachting bestaat dat hij geheel of gedeeltelijk aanzijn verplichtingen kan voldoen.
De beoordeling
6. Overeenkomstig het bepaalde in art. 354 lid 3 Faillissementswet (hierna Fw) jo art. 325 lid 2 Fw kan de toepassing van de schuldsaneringsregeling -indien nog geen dag voor de verificatievergadering is bepaald en een jaar is verstreken sinds de uitspraak tot definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling- door de rechter worden beëindigd indien redelijkerwijs niet de verwachting bestaat dat de schuldenaar geheel of gedeeltelijk aan zijn verplichtingen kan voldoen en van omstandigheden als bedoeld in art. 350 lid 3 onder c, d of e Fw niet is gebleken.
7. Uit de overgelegde bescheiden waaronder het verslag d.d. 5 september 2000 van de bewindvoerder aan de rechter-commissaris, het verzoek ex artikel 352 lid 2 Fw van de bewindvoerder aan de rechtbank, waarin is opgenomen de beredeneerde verklaring in de zin van voornoemde bepaling, en het schriftelijk verslag d.d. 15 februari 2001 als bedoeld in art. 353 lid 1 Fw van de bewindvoerder, als mede uit de behandeling ter terechtzitting is het volgende gebleken.
X is op 28 september 1998 volledig arbeidsongeschikt verklaard. Sedertdien ontvangt hij een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande.Uit een op 12 oktober 2000 verricht medisch onderzoek terzake een arbeidshandicapbeoordeling in het kader van het REA traject, waardoor X door de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân is aangemeld, is gebleken dat X matig zware Fysieke beperkingen voor arbeid heeft met een tamelijk onvoorspelbaar karakter. Voornoemd REA traject houdt -kort gezegd - in dat X middels scholing en stagewerkzaamheden omgeschoold zal worden. Voornoemd traject zal minimaal een jaar in beslag nemen. Vervolgens zal een beschermde werkomgeving worden gezocht waar rekening kan worden gehouden met de lichamelijke beperkingen van X. De verwachting is dat een eventuele baan voortkomend uit het REA traject een verdiencapaciteit zal opleveren van maximale bijstandsniveau.
8. Gelet op voornoemde in onderling verband en samenhang te beschouwen feiten en omstandigheden, is niet aannemelijk dat X de komende 20 maanden, waarin de schuldsaneringsregeling nog van toepassing is, een hogere verdiencapaciteit zal verkrijgen dan waar X thans over beschikt. Gelet hierop en voorts in aanmerking nemende dat het saldo van de boedelrekening circa fl.540,88 bedraagt, dat X maximaal fl.77,--- per maand kan bijdragen aan de boedel en dat het salaris van de bewindvoerder en de publicatiekosten met voorrang uit deze boedel moeten worden voldaan, is voldoende aannemelijk geworden dat thans redelijkerwijs niet verwachting bestaat dat X geheel of gedeeltelijk aanzijn verplichtingen zal kunnen voldoen.
9. Voorts is, gelet op de overgelegde bescheiden en hetgeen ter zitting door de bewindvoerder is aangevoerd, niet gebleken van omstandigheden als bedoeld in art. 350 lid 3 sub c, d of e Fw.
10. Het voorgaande brengt mede dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van X moet worden beëindigd.
11. Ten overvloede merkt het hof nog op dat ingevolge art. 356 Fw de schuldsaneringsregeling van rechtswege eerst zal eindigen zodra de slot-uitdelingslijst, die door de bewindvoerder onverwijld na het in kracht van gewijsde gaan va deze uitspraak moet worden opgemaakt, verbindend is geworden.
Slotsom
12. Het vorenoverwogene brengt mee dat het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd en dat opnieuw zal worden beslist als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep
en opnieuw beslissende:
beëindigd de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van X voornoemd;
verwijst de zaak ter verdere afdoening naar de rechtbank te Leeuwarden;
Aldus gewezen door mrs Boon, voorzitter, Wachter en Van Eck, raden, en uitgesproken door mr. Streppel, fungerend- president, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van de heer Visser als waarnemend griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 28 maart 2001.

