Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF0013

Datum uitspraak1999-06-03
Datum gepubliceerd2006-08-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers99/5 R
Statusgepubliceerd


Indicatie

Hoewel saniet verwijtbaar verplichtingen niet is nagekomen en getracht heeft schuldeisers te benadelen is tussentijdse beëindiging in de gegeven omstandigheden een te strenge maatregel.


Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te Amsterdam Tweede enkelvoudige kamer Bij vonnis van deze kamer van 11 januari 1999 is de voorlopige schuldsanering uitgesproken, waarna bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 9 maart 1999 de definitieve schuldsanering is uitgesproken ten aanzien van: X. geboren op ... voorheen wonende te ... thans verblijvende te ... hierna te noemen: de schuldenaar. De bewindvoerder heeft verzocht de toepassing van de schuldsanering te beëindigen. De schuldenaar en zijn bewindvoerder zijn opgeroepen ten einde te worden gehoord ter terechtzitting van 2 juni 1999. De rechter-commissaris heeft geadviseerd de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen. Als grond voor de beëindiging is aangevoerd dat - kort samengevat - de schuldenaar zijn verplichtingen voortvloeiende uit de schuldsaneringsregeling niet is nagekomen en getracht heeft zijn schuldeisers te benadelen. Uit de stukken en ter zitting is de rechtbank gebleken dat de schuldenaar: niet aanstonds zijn adreswijzigingen aan de bewindvoerder heeft doorgegeven; niet heeft gereageerd op het verzoek van de bewindvoerder om inzicht te geven in zijn vaste lasten; zijn auto niet heeft ingeleverd bij de bewindvoerder ondanks de mondelinge en schriftelijke afspraak hieromtrent; de door de bewindvoerder bepaalde aflossingscapaciteit over de periode van 11 januari 1999 tot en met 31 maart 1999 nog niet heeft betaald ondanks een hiertoe strekkend verzoek van de bewindvoerder; na 27 april 1999, toen hij de bewindvoerder schriftelijk heeft laten weten dat hij zijn auto niet wenste in te leveren, in het geheel niets meer van zich heeft laten horen, totdat de bewindvoerder het onderhavige verzoek heeft ingediend. De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de schuldenaar een of meer van uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen en getracht heeft zijn schuldeisers te benadelen, hetgeen de schuldenaar kan worden verweten. De rechtbank kan echter wel enig begrip opbrengen voor de moeilijke situatie waarin de schuldenaar is komen te verkeren door de echtscheiding waarin hij is verwikkeld en de omstandigheid dat hij thans niet over een eigen woning beschikt, zodat hij gedwongen is bij familie en kennissen te logeren. Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling acht de rechtbank thans een te strenge maatregel, mede gelet op de daaruit voortvloeiende consequenties. Het verzoek zal daarom worden afgewezen. De rechtbank wijst de schuldenaar erop dat hij, indien hij wederom een of meer van zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt, danwel zich niet houdt aan de voorwaarden en regels die door de bewindvoerder worden gesteld, hij bij een eventueel volgend verzoek tot beëindiging van de regeling een gerede kans loopt dat het verzoek dan wel wordt toegewezen. BESLISSING De rechtbank: wijst af het verzoek tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling. Gewezen door mr. J.C.W. Rang, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juni 1999 in tegenwoordigheid van de griffier.