Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF0023

Datum uitspraak2000-01-18
Datum gepubliceerd2006-08-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
ZaaknummersR9900854
Statusgepubliceerd


Indicatie

20-jarige verzoeker met hoge consumptieve schulden toch toegelaten vanwege bijzondere omstandigheden van het geval.


Uitspraak

Het gerechtshof te 's-Gravenhage, tweede civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van: X. wonende te P. appellant, procureur: mr. A.H. Vermeulen. Het geding Bij verzoekschrift van 22 december 1999 heeft X. hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 15 december 1999 waarbij het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen. Bij voormeld verzoekschrift heeft X. het hof verzocht het vonnis waarvan beroep te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, hem alsnog toe te laten tot de schuldsaneringsregeling. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 januari 2000, waarbij X. is verschenen, bijgestaan door mr. H.D.L.M. Schruer, advocaat te Rotterdam. Beoordeling van hoger beroep 1. X. stelt dat de rechtbank ten onrechte zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling heeft afgewezen daarbij overwegende dat te verwachten valt dat X. gezien de omstandigheid dat hij regelmatig nieuwe, vrijwel geheel tot consumptieve uitgaven te herleiden, schulden liet ontstaan zonder de oude af te lossen, zijn uit de schuldsanering voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren zal nakomen. X. voert daartoe aan dat hij op dit moment naar vermogen structuur in zijn leven heeft gebracht en bereid is zich aan alle voorwaarden die aan het saneringsplan worden verbonden te onderwerpen. Voorts heeft X. gesteld dat de conclusie van de rechtbank dat hij niet te goeder trouw is geweest bij het ontstaan en onbetaald laten van de schulden niet tot onontkoombaar gevolg heeft dat het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling moet worden afgewezen. 2. X. heeft schuldsanering verzocht ten aanzien van de in het verzoekschrift vermelde schulden ad fl 37.866.49. 3.1 Omtrent de omstandigheden waaronder de schulden zijn ontstaan, is het volgende gebleken. X. heeft in 1997 het ouderlijk huis verlaten na aanhoudende ruzies met zijn vader en heeft toen een kamer gehuurd bij Y. Hij volgde een beroepsopleiding die hij heeft gestaakt omdat deze, volgens hem, niet viel te combineren met zijn werk als nachtportier . Hierdoor is zijn studiebeurs omgezet in een rentedragende lening. 3.2 In diezelfde Periode heeft X. een GSM telefoon aangeschaft voor zichzelf en zijn toenmalige vriendin. Toen hij vervolgens enkele maanden in Engeland huis aan huis replica schilderijen van Hollandse meesters is gaan verkopen zijn de telefoonrekeningen van beide toestellen in een jaar tijd tot een totaal bedrag van fl 12.000,- gestegen. Deze rekeningen zijn ondanks het ontoereikende saldo en het feit dat de ABN/AMRO slechts een debetsaldo van fl 500,- toestond, volledig afgeschreven. Door het ontstane tekort konden de huur en de vaste abonnementskosten van de telefoon niet meer worden voldaan. 3.3 In oktober 1998 was de huurachterstand opgelopen tot drie maanden en heeft X. de huur opgezegd. Op 10 oktober 1998 heeft X. een andere woning betrokken. Al vrij snel ontstond met betrekking tot de nieuwe woonruimte van X. eveneens een huurschuld, omdat X. niet over een vast inkomen beschikte. 3.4. Nadat X. op 1 februari. 1999 een vaste dienstbetrekking had gevonden als glazenwasser heeft zijn werkgever hem 1.500,- geleend ter voldoening van zijn huurschuld. Terugbetaling hiervan vindt plaats door om maandelijkse inhouding van fl 100,-- op zijn salaris. Ook heeft X. ter zitting verklaard een aantal vakantiedagen ter delging van zijn schuld ter beschikking te stellen. 3.5 X. heeft zich om tot een regeling van zijn schulden te komen in 1999 tot de unit Schuldsanering van de sector Sociale Zaken van de gemeente P. gewend. Naast budgetbegeleiding heeft de unit Schuldsanering getracht de verschillende crediteuren een betalingsregeling aan te bieden. Toen bleek dat het merendeel van de grotere crediteuren, hun medewerking niet wenste te verlenen heeft de unit Schuldhulpverlening bij brief van 9 juni 1999 X. laten weten dat het wettelijke traject de enige mogelijkheid was om tot een oplossing voor de schulden te komen. Bij brief van 20 december 1999 is aan X. is budgetbegeleiding aan geboden, te verlenen zodra hij tot de schuldsaneringsregeling zal zijn toegelaten. 3.6 Ter zitting heeft X. aangegeven dat hij vastbesloten is een andere wending aan zijn leven te geven en ook doende is om dat te bewerkstelligen. Bij wordt daarbij bijgestaan door zijn voormalig verhuurder Y. die ter zitting aanwezig was, heeft de budgettering van X. ter hand genomen. Ook heeft X. op aandringen van Y. weer contact met zijn ouders opgenomen en heeft sinds enige tijd weer regelmatig (wekelijks) contact met hen. 3.7 X. heeft vaste inkomsten uit arbeid; ten tijde van zijn verzoek om toepassing van de schuldsaneringsregeling bedroegen deze netto f 1.404,79 per maand. Ter zitting heeft hij meegedeeld dat hij onlangs een netto loonsverhoging heeft gekregen van f 200.-- per maand. X. spaart en reserveert structureel om zijn schuldeisers te kunnen voldoen. Hij heeft met zijn spaarloonrekening sinds 1 februari 1999 een bedrag ad fl 1.279,44 gespaard. 3.8. X. heeft zijn consumptiepatroon beperkt. Zo heeft hij berust in de afsluiting van gas, water en licht. Ook heeft hij zijn vaste telefoonaansluiting laten afsluiten. 4.1 Het hof is van oordeel, gelet op de feiten en omstandigheden onder 3.4, 3.6, 3.7 en 3.8 vermeld, dat er geen gegronde vrees bestaat dat X. zijn verplichtingen voortvloeiende uit de toepassing van de schuldsaneringsregeling niet naar behoren zal nakomen. 4.2 Het Hof is verder van oordeel dat, hoewel het voor X. te voorzien was dat, gelet op zijn inkomenssituatie hij redelijkerwijs niet in staat was de rekeningen van de GSM telefoons te voldoen en dat derhalve niet kan worden gesproken van een te goeder trouw aangaan van schulden, daarmee nog niet is gezegd dat toepassing van de schuldsaneringsregeling in dit geval van overconsumptie achterwege dient te blijven. Het hof leidt dit af uit enerzijds de bewoordingen van het tweede lid van artikel 288, uit de bedoeling van de wetgever bij de totstandkoming van de wet Schuldsanering Natuurlijke Personen dat aan personen die in een problematische schuldenpositie zijn terechtgekomen de mogelijkheid kan worden geboden, om na een zekere periode weer met een schone lei te beginnen, waarbij door de wetgever geen weigeringsgronden zijn opgenomen,die betrekking hebben op de aard en de omvang van de vorderingen. In zoverre staat het de rechter vrij alle omstandigheden mee te wegen. 4.3 Voor het hof leveren al de vorengenoemde omstandigheden, gevoegd bij het vertrouwen dat er bestaat dat X. alles in het werk zal stellen om zijn schulden in de komende periode zoveel als mogelijk is af te lossen en te komen tot een blijvende beheersing van zijn uitgavenpatroon, voldoende grond op om X. in de bijzondere omstandigheden van dit geval tot de schuldsaneringsregeling toe te laten. 4.4 Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis dient te worden vernietigd en dat de schuldsaneringregeling alsnog moet worden uitgesproken. Beslissing Het hof: vernietigt het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 15 december 1999; en opnieuw rechtdoende: spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit; verwijst de zaak naar de rechtbank te Rotterdam ter uitvoering van die regeling. Dit arrest is gewezen door mrs. Aukes-De Vries, Gerritzen en Oosterveen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 januari 2000 in tegenwoordigheid van de griffier.