Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF0049

Datum uitspraak2002-01-15
Datum gepubliceerd2006-08-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
ZaaknummersR01/944
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beroepschrift op nader aan te voeren gronden is niet-onvankelijk, nu de gronden ook niet met bekwame spoed zijn aangevuld.


Uitspraak

Gerechtshof te 's-Gravenhage tweede civiele kamer X., Wonende te P., Appellante Procureur: mr. E. Grabandt. Het geding Bij het vonnis van de rechtbank te Middelburg van 13 jenuari 1999 is ten aanzien van X. de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken met benoeming van mr.R.M.A. Lensen, advocaat te Terneuzen, als bewindvoerder. Bij vonnis van de rechtbank te Middelburg van 14 november 2001 is op voordracht van de rechter-commissaris ten aanzien van X. de toepassing van de schuldsaneringsregeling beƫindigd. Bij verzoekschrift ingekomen ter griffie van het hof op 22 november 2001 is in hoger beroep gekomen van laatstgenoemd vonnis, welk vonnis bij het verzoekschrift als productie was gevoegd. Bij voormeld verzoekschrift heeft X. het hof verzocht de beslissing waarvan beroep te vernietigen. Bij brief van 23 december 2001 zijn partijen opgeroepen voor de mondelinge behandeling van 8 januari 2002, waarbij zijn verschenen: X., bijgestaan door mr. K.C. Mensink, advocaat te 's-Gravenhage, en de bewindvoerder voornoemd. Beoordeling van het hoger beroep 1. In het beroepschrift met bijgevoegd de bedoelde uitspraak heeft X. aangevoerd: "Appellant kan zich niet verenigen met voormelde uitspraak van genoemde rechtbank d.d. 14 november 2001 uitgesproken onder solventienummer 99/5R en zal de gronden daartoe zo spoedig mogelijk aanvoeren". 2. Eerst op 4 januari heeft X. bij aanvullend verzoekschrift, ingediend ter griffie van het hof, nadere gronden voor het hoger beroep aangevoerd. 3. Ter zitting van het hof heeft de bewindvoerder aangevoerd dat nu het beroepschrift van X. niet te gronden bevat waarop het beroep berust, X. niet ontvankelijk dient te worden verklaart. Voorts heeft de bewindvoerder aangevoerd dat het aanvullend beroepschrift gezien het tijdsverloop tussen de indiening van het beroepschrift op 22 november 2001 en het aanvullend beroepschrift op 4 januari 2002 zodanig is dat niet kan worden gesproken van het met bekwame spoed aanvullen van de gronden van het beroepschrift. 4. Uit het beroepschrift bijkt niet op welke gronden X. oordeelt dat de door hem bestreden beslissing onjuist is. Niet is gesteld noch is gebleken dat de termijn voor het indienen van die gronden te kort was. Er zijn ook overigens geen bijzondere feiten en/of omstandigheden aangevoerd die meebrachten dat X. redelijkerwijs niet in staat was de gronden van het beroep in het beroepschrift te vermelden. De gronden zijn, anders dan in het beroepschrift aangekondigd, ook na 22 november 2001 niet met bekwame spoed naar voren gebracht en zijn, naar het oordeel van het hof, op zichzelf ook niet meer kenbaar uit de enkele aard van het beroep in verband met de aard van het bestreden vonnis. Mede gelet op de in de schuldsaneringszaken geboden spoed en duidelijkheid en de in verband daarmee geldende korte termijn van beroep, behandeling en uitspraak, moet het instrijd met de eisen van een goede procesorde worden geacht die de gronden eerst op 4 januari 2002 zijn ingediend. Dat de behandeliong van de zaak niet binnen 20 dagen na indiening van het beroepschrift heeft plaatsgevonden, doet hier niet aan af. X. dient daarom in zijn beroep niet ontvankelijk te worden verklaard. 5. Ten overvloede overweegt het hof alsvolgt. Ter terechtzittijng in hoger beroep is de zaak inhoudelijk behandeld. Ook op inhoudelijke gronden zou het beroepschrift van X. niet tot vernietiging van de beslissing van de rechtbank hebben geleid nu uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat X. zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen. Niet kan worden gezegd dat de tekortkomingen van X. (naast de door de rechtbank genoemde inspanningsverplichting kunnen ook worden genoemd het niet doen van afdrachten en het laten ontstaan van nieuwe schulden) van zodanige aard of geringe betekenis zijn dat deze buiten beschouwing hadden meoeten worden gelaten, zodat het hof bij een inhoudelijke beoordeling van de zaak tot een bekrachting van het bestreden vonnis was gekomen. Beslissing Het hof: verklaart X. niet ontvankelijk in zijn beroep. Dit arrest is gewezen door mrs. Simonis, Van der Klooster en Oosterveen en uitgesproeken ter openbare terechtzitting van 15 januari 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.