Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF0084

Datum uitspraak2002-11-08
Datum gepubliceerd2002-11-08
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers37623
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Nr. 37.623 8 november 2002 S gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 17 augustus 2001, nr. 588/00, betreffende na te melden naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen en de daarbij gegeven boetebeschikking. 1. Naheffingsaanslag, beschikking, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen opgelegd ten bedrage van f 22.335 aan enkelvoudige belasting, alsmede een boete van f 5.584. De naheffingsaanslag en de boetebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. 3. Beoordeling van de klachten 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Op 17 januari 2000 is door douaneambtenaren geconstateerd dat belanghebbende, die in Nederland woonachtig is, met een niet in Nederland geregistreerde, van een Duits kenteken voorziene, personenauto in Z van de weg gebruik maakte. Naar aanleiding van deze constatering heeft de Inspecteur de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. 3.2. Voor het Hof was tussen partijen in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, welke vraag het Hof bevestigend heeft beantwoord. 3.3. Voor zover de klachten opkomen tegen de oordelen van het Hof dat de auto is gehuurd door B B.V. en belanghebbende in dienst is bij de Duitse vestiging van B B.V. kunnen zij niet tot cassatie leiden, aangezien gegrondbevinding van de klachten niet zou leiden tot een andere beslissing dan door het Hof is gegeven. 3.4. De klachten kunnen voor het overige evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. 5. Beslissing De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet, P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2002.