
Jurisprudentie
AF0171
Datum uitspraak2002-01-25
Datum gepubliceerd2006-08-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
ZaaknummersR99/2
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-08-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
ZaaknummersR99/2
Statusgepubliceerd
Indicatie
Eerst gebubliceerde uitspraak waarin aan het eind van de rit geen schone lei wordt verleeend.
Uitspraak
Rechtbank te Assen
Vonnis van de meervoudige kamer
Bij vonnis van de rechtbank d.d. 27 januari 1999 is de definitieve schuldsanering uitgesproken ten aanzien van:
X.,
Wonende te P.,
Geboren te Q.,
De rechter-commissaris heeft een voordracht gedaan om de onderhavige schuldsanering per 27 januari 2002 te beëindigen zonder schone lei.
De bewindvoerder heeft bij zijn eindverslag de rechtbank geadviseerd de schuldsanering te beëindigen met een schone lei.
De schuldenaar alsmede de bewindvoerder en de rechter-commissaris zijn gehoord ter zitting van 18 januari 2002.
Overwegingen.
De gang van zaken.
Te rekenen vanaf 27 januari 1999 is de schuldsanering van toepassing op X. voornoemd.
Bij vonnis van 27 april 1999 is bepaald dat de schuldsaneringsregeling voor de termijn van drie jaren, te rekenenvanaf 27 januari 1999 zal worden voortgezet.
Bij dat vonnis is het saneringsplan vastgesteld, inhoudende:
· aan X. dient van Zijn inkomen een bedrag gelijk aan de beslagvrije voet bedoeld in artikel 475d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te worden vrijgelaten;
· X. dient jaarlijks minimaal f.50.000,-- op de boedelrekening bij de ING-Bank te Assen te storten, een en ander in maandelijkse termijnen van f.4.166,67 te voldoen waarbij elke termijn uiterlijk de laatste dag van de op die termijn betrekking hebbende maand op de boedelrekening dient te zijn bijgeschreven;
· X. dient voor 15 mei 1999 de reeds verstreken maandelijkse termijnen ad f.12.500,01 op die boedelrekening te voldoen;
· X. dient met betrekking tot de verkoop van de woning te Maarn de overwaarde, ten bedrage van minimaal f120.000,-- ten gunste van de boedelrekening te zijn beijgeschreven;
· X. dient terzake van de licentie/ patentrechten X. f.9000.000,-- ten gunste van de boedel te laten komen;
· X. dient van de bewindvoeder volledige inzage te verschaffen in de financiële situatie van hem zelf en van X. B.V..
de rechtbank heeft kennis genomen van het dossier.
Het vonnis is bepaald op 25 januari 2002.
Beoordeling.
De betaling van de maandelijkse termijnen.
Uit de stukken blijkt dat saniet regelmatig en sedert vorig jaar nagenoeg permanent een achterstand heeft in de betaling van deze bijdrage.
Uit het verslag van de bewindvoerder d.d. 21 december 2001 blijkt dat deze achterstand tot en het ultimo december 2001 de somma van f.36.833,41 bedroeg. Nu niet is gesteld of gebleken dat de termijn van januari 2002 betaald is. moet deze achterstand nog verhoogd worden met een bedrag van f.4.166,67, zodat de totale achterstand thans f.41.000,08 bedraagt.
Op zichzelf is niet voldoen aan deze betalingsverplichting reeds een grond tot (tussentijdse) beëindiging van de schuldsanering, laat staan een voortdurende en telkens oplopende achterstand van deze omvang.
Uitvoering van het saneringplan.
Het vonnis waarbij het saneringsplan is vastgesteld is overwogen dat Veenbrink als directeur in dienst is van X. B.V. Zijn echtgenote is eigenares van de aandelen van die vennootschap. Als verklaring voor deze gang van zaken heeft X. gemeld dat voor deze constructie is gekozen ter bescherming van het vermogen van zijn echtgenote. Ter toelichting heeft hij ter zitting nog opgemerkt dat zijn echtgenote een stuk jonger is dan hij en dat voor deze consructie gekozen was om te vookomen dat zijn echtgenote bij zijn vooroverlijden successierechten zou moeten betalen. Zijn salaris als directeur wordt in onderling overleg vastgesteld.
Bovenbedoelde overweging in het vonnis waarbij het saneringsplan is vastgesteld betekent echter niet dat de rechtbank ook met deze constructie akkoord is gegaan voor wat betreft de verdere afwikkeling van deze schuldsanering.
De rechtbank wijst op het volgende.
Uit het inleidend verzoekschrift van X. blijkt dat hij een bruto inkomen heeft van f.10.000 per maand, inclusief vakantie toeslag, derhalve f.120.000,-- bruto per jaar. Bij de behandeling van het saneringsplan ter zitting heeft hij verklaard dat zijn inkomen f.80.000,-- bedroeg. Van dit inkomen diende X. volgens het saneringsplan minimaal 50.000,-- per jaar aan de boedel af te dragen. Hij hield derhalve van zijn imkomen f.70.000,-- resp f.30.000,-- bruto per jaar over. X. gaf bij zijn inleidend rekest op dat hij een bedrag van f.103.000,-- aan vaste lasten heeft. Uit deze gegevens blijkt reeds dat de rechtbank met de vaststelling van deze afdracht aan de boedel geenzins beoogd dat de saniet op de voor hem tot op dat moment gebruikelijke wijze kon veder leven . Teneinden de afdracht aan de boedel te kunnen halen diende de saniet grondig in zijn uitgave te snoeien. De rechter-commissaris wijst dat hier reeds op in zijn brief van 22 april 1999 aan de tweede meervoudige kamer van deze rechtbank.
Voorts is in het saneringsplan opgenomen dat aan de saniet van zijn inkomen een bedrag gelijk aan de beslagvrije voet bedoeld in art. 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient te worden gelaten, daarmee aansluitend aan het gestelde in voormelde brief van de rechter-commissaris. Teneinde zeker te stellen dat de saniet een maximale inspanning zou plegen om zijn schulden zoveel mogelijk te voldoen is dan ook in het plan opgenomen, dat hij minimaal f.50.000,-- per jaar zou afdragen.
In het vonnis waarbij het saneringsplan is vastgesteld is tevens bepaald dat de saniet volledig inzicht moet verschaffen in de financiële situatie van de vennootschap. De achtergrond van deze bepaling is dat het niet aangaat een beschermingsconstructie die de echtgenote zou moeten beschermen tegen een aanslag wegens successierechten ingeval van vooroverlijden van de heer X. tegen te werpen aan de crediteuren.
Het door de saniet in de periode van schuldsanering gevolgde bestedingspatroon is met deze uitgangspunten geenzins in overeenstemming. In plaats van fors te saneren in de uitgaven heeft hij min of meer zijn oude leefpatroon voortgezet.
Daarbij gaat de rechtbank ervan uit dat het vasthouden aan de door X. bedoelde beschermingsconstructie in ieder geval in het kader van de schuldsanering in strijd is met de goede trouw jegens de schuldeisers.
In dit verband merkt de rechtbank overigens nog het volgende op. De hypotheekrente van de door hem en zijn gezin bewoonde woning is, naar uit zijn eigen opgave blijkt, betaalt met geld van X. B.V. De rente is door X. weer op zijn eigen aangifte inkomstenbelasting in mindering op zijn belastbaar inkomen gebracht. Het behaalde rentevoordeel is vervolgens niet, zoals verwacht mocht worden, ten goede gekomen aan de boedel, doch aan X. persoonlijk, dan wel aan zijn huisgezin.
Uit de door de saniet overgelegde overzichten van de inkomsten en uitgaven van de vennootschap over de periode 1 februari 1999 tot 1 juni 2001 blijkt dat de inkomsten in totaal f.791.000,-- beliepen.
In deze periode van in totaal 25 maanden had 25 maal f.4.166,67 is f.1.4.166,75 aan de boedel afgedragen dienen te worden. In werkelijkheid was f.101.000,-- afgedragen. In feite is er vrijwel steeds een achterstand in de betaling geweest resulterend in een achterstand van thans f.40.000,08.
Veel uitgaveposten die in die overzichten zijn opgenomen zijn volstrekt in strijd met het saneringsplan. Zo is in die periode f.75.000,-- aan hypotheekrente betaald, f.39.000,-- aan telefoonkosten, f.22.000,-- aan gas, water en licht en f.120.000,-- aan autokosten. het had op de weg van de saniet gelegen drastisch te saneren in deze kosten, zodat van de ontvangsten in de vennootschap een veel groter deel beschikbaar was gekomen voor de boedel. De saniet was degene die bepaalde wat er in de b.v. gebeurde.
Zo had hij terstond de woning kunnen verkopen teneinde te besparen op de woonlasten. Hetzelfde geldt voor een lease-auto die eerst eind 2000, derhalve na circa twee jaar, is vervangen door een goedkoper exemplaar. de kosten voor gas, water en licht alsmede de telefoonkosten komen buitensporig hoog voor. In plaats van snoeien in de uitgaven heeft hij, zoals hierboven al vermeld, zijn vroegere bestedingspatroon onverminderd voortgezet.
De stelling van X. dat ingeval hij de woning eerder had verkocht de omzet van vennootschap navenant minder zou zijn geweest gaat niet op. Allereerst is deze stelling door de saniet volstrekt niet onderbouwd. Bovendien ontslaat deze door hem geponeerde veronderstelling hem niet van de plicht te trachten op deze wijze de opbrengst voor de boedel zo groot mogelijk te doen zijn.
Daar komt bij dat zijn stelling ook in strijd is met het saneringsplan, zoals hietboven vermeld. Ten tijde van de vaststelling van dat plan werd niet de saniet c.q. de vennootschap reeds gefinancierd door degene die dat vervolgens gedurende het grootste deel van de looptijd van de schuldsanering heeft gedaan. Dat saneringsplan, door de saniet zelf voorgesteld als zeker haalbaar, impliceerde immers dat de saniet drastisch moest knoeien in de kosten en zijn persoonlijk leefpatroon.
Bovendien heeft de saniet bij de vaststelling van het daneringsplan bij de rechtbank niet aangegeven dat dit plan afhankelijk was van de steun van een financier die niet mocht weten dat de saneringsregeling op hem van toepassing was. Hij heeft ook nimmer voor de vaststelling van het saneringsplan aangegeven dat om die reden zijn uiterlijke status als feÇade in stand moest blijven, maar juist een plan ingediend dat impliceerd dat hij zijn bestredingspatroon ingrijpend zou moeten wijzigen. Indien saniet een plan had ingediend dat ervan uitging dat hij en zijn huisgezin op alle punten (woning, paarden, auto) hun leven althans naar de uiterlijke verschijningsvorm had kunnen continueren, dan had de rechtbank daat nimmer mee ingestemd.
Eerst in het laatste jaar van de looptijd van de saneringsregeling is de rechtbank duidelijk geworden hoe gecompliceerd de verhoudingen met de financier in werkelijkheid was.
Nieuwe schulden
Uit de stukken is gebleken dat de saniet eind juli 2001, derhalve na het beëindiging vonnis van de rechtbank d.d. 10 juli 2001 en voor de behandeling in hoger beroep, een kostbare auto heeft gekocht. Het koopcontract is door hem zelf getekend. De koopprijs bedroeg f.200.000,--.
De auto is door hem niet afgenomen. Thans loopt bij deze rechtbank een procedure tegen de saniet tot incassering van de op grond van het contract verschuldigde boete ad f.30.000,-- vermeerderd met kosten. De rechtbank heeft kennisgenomen van dit dossier, nu saniet deze procedure zelf ter zitting ter sprake heeft gebracht.
DE rechtbank tekent hierbij aan dat deze aankoop is gedaan op een moment dat de saniet zelf kennelijk niet in staat was de maandelijkse minimale afdracht aan boedel te voldoen in ieder geval een achterstand bestond in de betaling van minimale maandelijkse bijdrage. Deze aankoop is uiteraard in flagrante strijd met tegoeder trouw jegens de crediteuren in de schuldsanering nu uit deze feiten blijkt dat de saniet absoluut niet een maximale inspanning pleegt zijn schuldeisers zoveel mogelijk te voldoen. Bovendien blijkt hieruit dat de saniet kennelijk niet in staat is na de schulsanering zijn leven schuldenvrij voort te zetten.
Waarde van de woning te Maarn.
De saniet heeft terzake van de overwaarde van deze woning een bedrag van f.141.269,-- (zie verslag bewindvoerder d.d. 14-3-2000) aan de boedel afgedragen. In zoverre heeft hij derhalve aan het saneringsplan voldaan.
De X. machine.In het saneringsplan is opgenomen dat de saniet f.900.000,-- bijdraagt. De rechtbank merkt hierbij op dat het de stellige overtuiging van de saniet zelf is dat hij dit bedrag zou kunnen realiseren. Gedurende de looptijd van de schuldsanering heeft hij steeds volgehouden te verwachten een afdracht in deze orde van grootte te kunnen realiseren, telkens op een afzienbare termijn.
Uiteindelijk is het niet gelukt.
Een duidelijke reden heeft de saniet daarvoor niet gegeven. Bij de afsluitende zitting beriep hij zich op de 'gebeurtenissen van 11 september' zonder, ondanks een uitdrukkelijke uitnodiging van de rechtbank daartoe, concreet te kunnen aangegeven op grond waarvan die gebeurtenissen ertoe hebben geleid dat het X. project niet -tijdig- is gerealiseerd. Ook overigens heeft de saniet tijdens de schuldsanering geen duidelijke redenen aangegeven. De rechtbank kon slechts constateren dat de saniet, onverminderd optimistisch gestemd, bleef vertrouwen op een goede afloop zonder dat ook maar bij benadering duidelijk werd waarop de saniet dat optimisme stoelde. Een concreet projectplan dat op zijn realiteitswaarde kan worden getoetst is door de saniet nimmer gepresteerd. Ook de bewindvoerder heeft hier nimmer duidelijk zicht op kunnen krijgen.
De rechtbank stelt dan ook vast dat bij de vaststelling van het saneringsplan uitgegaan is van de als reëel gepresteerde verwachting van de saniet terzake het X. project f.900.000,-- te kunnen afdragen aan de boedel. Duidelijk is dat die afdracht in het geheel niet is gehaald. Het had op de weg van de saniet gelegen duidelijk aan te geven op grond waarvan hem geen verwijt gemaakt kan worden van het feit dat de doelstelling niet is gehaald. Hij heeft echter op geen enkele wijze de rechtbank een duidelijk inzicht verschaft in de gang van zaken bij dit project. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat dit de saniet aangerekend kan worden. De stelling dat hij zijn best heeft gedaan en altijd heel hard heeft gewerkt, zoals de saniet aanvoert, maakt dat niet anders.
Conclusie.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het bovenstaande de saniet toerekenbaar is tekort geschoten, en wel in een zodanige omvang dat die tekortkoming niet buiten beschouwing kan blijven. Het feit dat hij wel voldaan heeft aan zijn verplichtingen ten aanzien van de overwaarde van de woning te Maarn doet daaraan niets af.
Beslissing.
De rechtbank:
Stelt vast dat de schuldenaar toerekenbaar tekort geschoten is in nakoming van meerdere uit de schuldsanering voortvloeiende verplichtingen.
Bepaalt dat deze tekort komingen niet buiten beschouwing kunnen blijven.
Beëndigt de toepassing van de schuldsanering.
Bepaalt dat het salaris van de bewindvoerder wordt vastgesteld bij nadere beschikking.
Gewezen door mrs. J. van der Vinne, A. Rombouts- Nieuwstraten en H. Wolthuis, in tegenwoordigheid van H. Takens, griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 25 januari 2002 en door de griffier ondertekend.