Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF0184

Datum uitspraak1999-08-26
Datum gepubliceerd2006-08-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersKG 99/1070
Statusgepubliceerd


Indicatie

Schorsing executie ontruimingsvonnis in verband met afkoelingsperiode en belangenafweging.


Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage J.A. Pruijn, deurwaarder bij de Rb. te 's-Gravenhage en het Ktg. te Delft, kantoorhoudende te Delft, optredende voor executant Vesteda Management B.V., te Maastricht, tegen 1. X. en 2. Y. beiden te P., ten aanzien van wie op 26 mei 1999 een schuldsanering is uitgesproken waarbij als bewindvoerder is benoemd: mr. H.H. Keereweer. 1. De feiten 0p grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 26 augustus. 1999 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan. · Op 26 mei 1999 is door deze rechtbank de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van X. en Y., verder: "X. c.s.", waarbij mr. G. Tangenberg en mr. H.H. Keereweer tot rechter-commissaris respectievelijk bewindvoerder werden benoemd. · Op 27 mei 1999 heeft de Kantonrechter te Delft de huurovereenkomst tussen Vesteda Management B.V., verder: ..Vesteda", en X. c.s. ontbonden en is X. c.s. veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van onder meer de som van f 5197,23 en een bedrag ad f 1130 per maand voor iedere maand va 1 nar 1 juni 1999 tot aan de datum van ontruiming. · Tegen het voornoemde vonnis van de kantonrechter is hoger beroep ingesteld. · Aan X. c.s. is de gerechtelijke ontruiming van de woning aangezegd per 26 augustus 1999. · Op 17 augustus 1999 is door de rechter-commissaris een afkoelingsperiode als bedoeld in art. 309 Faillissementswet vastgesteld voor de duur van een maand. zulks met ingang van 17 augustus 1999. · De bewindvoerder heeft aan de deurwaarder laten weten dat hij zich op het standpunt stelt dat de afkoelingsperiode de ontruiming in de weg staat. · Vesteda heeft de deurwaarder opdracht "gegeven de ontruiming uit te voeren. 2. Het verzoek, de gronden daarvoor en het verweer De deurwaarder vraagt thans een beslissing in kort geding met betrekking tot de tijdens de executie gerezen bezwaren. Hij voert daartoe het navolgende aan: · Eerst op 14 december 1999 dient de zaak in hoger beroep en de huurachterstand loopt op: de ingevolge het vonnis per 1 juni 1999 verschuldigde eerste maand is nog niet betaald zodat er grote kans bestaat dat de tweede maand evenmin wordt betaald, · De ontruiming raakt het vermogen van X. c.s. niet; de inboedel kan zonder gevaar voor schade worden opgeslagen bij de gemeente. X. c.s. voert als volgt verweer. · Nu de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming eerst zijn uitgesproken na de datum van de uitspraak van de schuldsaneringsregeling dienen deze Vorderingen tegen de bewindvoerder te worden ingesteld; de uitspraken hebben jegens X. c.s. geen rechtskracht. · De beschikking van de rechter-commissaris van 17 augustus 1999 staat ontruiming in de weg. · Executie van het vonnis zou de afwikkeling van de schuldsaneringsregeling ernstig in gevaar brengen. · Er bestaat gerede kans dat het hoger beroep van Z c.s. tegen het vonnis van de kantonrechter wordt gehonoreerd. 3. Beoordeling van het geschil 3. 1. Het verweer dat het ontruimingsvonnis geen rechtskracht heeft jegens X. c.s. nu dit vonnis dateert van na de datum van de uitspraak van de schuldsaneringsregeling wordt verworpen. Als vaststaand moet immers worden aangenomen dat er vonnis is gevraagd vóór de datum van de uitspraak van de schuldsaneringsregeling, zodat er voorshands van wordt uitgegaan dat zich hier de situatie als bedoeld in art. 30 lid 1 Faillissementswet voordoet. 3.2. Het feit dat er een afkoelingsperiode is bepaald geeft, met name gezien de geschiedenis vu de totstandkoming van de Wet schuldsanering natuurlijke personen aanleiding tot het opschorten van de executie van de ontruiming, nu uit met name de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer volgt dat de wetgever heeft beoogd de ontruiming te begrijpen onder het opeisen van goederen die de schuldenaar onder zich geeft. 3.3. Ook los van het vorenstaande leidt een belangenafweging tot afwijzing van de vordering. Ter zitting is onbetwist gesteld dat X. c.s. een uitkering ingevolge de Algemene Bijstandswet heeft aangevraagd. Deze aanvraag lijkt in de geschetste omstandigheden verre van bij voorbaat kansloos. Indien X. c.s. deze uitkering metterdaad gaat ontvangen zal de huur- al of niet via inhouding - regulier voldaan worden. Voorts is voldoende aannemelijk gemaakt dat de eerste krachtens het vonnis verschuldigde maand huur inmiddels is betaald, Het vorenstaande in aanmerking genomen moet, mede uit bel oogpunt van een rechtvaardige uitvoering van de schuldsaneringswet, worden voorkomen dat er veel kosten worden gemaakt die de effectuering van de schuldsanering., in de weg staan. 3.4. Het voorgaande geeft voldoende aanleiding tot een verbod van de voortgang van de executie zodat het laatste verweer niet meer behoeft te worden besproken. Vesteda dient, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van dit geding, welke worden bepaald op nihil. (enz.) (Geen hoger beroep ingesteld; red.)