Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF0282

Datum uitspraak2002-11-13
Datum gepubliceerd2002-11-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200203641/1
Statusgepubliceerd


Uitspraak

200203641/1. Datum uitspraak: 13 november 2002 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant], wonend te [woonplaats], en gedeputeerde staten van Gelderland, verweerders. 1. Procesverloop Bij besluit van 18 oktober 2001 heeft de gemeenteraad van Apeldoorn, op voorstel van burgemeester en wethouders van 2 oktober 2001, nr. 140-2001, vastgesteld het bestemmingsplan "De Bouwhof-Noord, 9e partiële herziening". Het besluit van de gemeenteraad en het voorstel van burgemeester en wethouders zijn aan deze uitspraak gehecht. Verweerders hebben bij hun besluit van 21 mei 2002, nr. RE2001.100362, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Het besluit van verweerders is aangehecht. Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 2 juli 2002, bij de Raad van State ingekomen op 5 juli 2002, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 14 augustus 2002 hebben verweerders een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 november 2002, waar de gemeenteraad, vertegenwoordigd door A.A.J. Boogmans, ambtenaar van de gemeente, is verschenen. Appellant en verweerders zijn met bericht van verhindering niet verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Het plan voorziet in de bouw van een woning op het perceel [locatie 1] op de hoek met de Westenenkerzijweg te Apeldoorn. Bij het bestreden besluit hebben verweerders het plan goedgekeurd. 2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerders de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben verweerders er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht. De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast. 2.3. Appellant stelt dat verweerders het plan ten onrechte hebben goedgekeurd. Hij voert aan dat de gemeente Apeldoorn ten tijde van de aankoop van zijn woning aan de [locatie 2] heeft toegezegd dat op het aangrenzende perceel nooit gebouwd zou mogen worden. Appellant betoogt verder dat op het perceel [locatie 1] ten gunste van hem een erfdienstbaarheid is gevestigd die de uitvoering van het plan belemmert. Hij is voorts van mening dat het plan deel uitmaakt van het op 27 januari 1988 aangewezen beschermd stadsgezicht “Metaalbuurt en omgeving” en de beoogde woning afbreuk doet aan het monumentale karakter van deze buurt. 2.4. De gemeenteraad betwist de door appellant gestelde toezegging en stelt zich op het standpunt dat partiële planherziening mogelijk is indien een bepaalde ontwikkeling die niet in overeenstemming is met het vigerende plan op een kwalitatief aanvaardbare wijze kan worden ingepast binnen de reeds vastgelegde inrichting van een gebied. Hij stelt zich verder op het standpunt dat het (eventueel) bestaan van een erfdienstbaarheid niet zonder meer een beletsel vormt voor het leggen van daarvan afwijkende bestemmingen. Doorslaggevend hierbij is of het plan binnen de planperiode kan worden uitgevoerd. De gemeenteraad acht dit aannemelijk. 2.5. Verweerders hebben geen reden gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en hebben het plan goedgekeurd. Zij kunnen instemmen met het standpunt van de gemeenteraad. Verweerders hebben verder overwogen dat een woning met twee bouwlagen ter plaatse past in de stedenbouwkundige structuur van de omgeving. 2.6. Ten aanzien van het beroep van appellant op het vertrouwensbeginsel, overweegt de Afdeling dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat door of namens de gemeenteraad verwachtingen zijn gewekt dat het aangrenzende perceel van de [locatie 2] nooit bebouwd zou worden. De gemeenteraad heeft bij het ontbreken van een aan hem toe te rekenen toezegging, dan ook niet in strijd met het vertrouwensbeginsel besloten. Voor verweerders bestond derhalve geen aanleiding om enkel op grond van het niet honoreren van gerechtvaardigde verwachtingen door de gemeenteraad, goedkeuring aan het plan te onthouden. Ten aanzien van de door appellant genoemde erfdienstbaarheid overweegt de Afdeling dat wat hier ook van zij, het al dan niet bestaan van een erfdienstbaarheid een kwestie van privaatrechtelijke aard is die niet zonder meer een beletsel vormt voor het leggen van daarvan mogelijk afwijkende bestemmingen. In dit geval staat niet bij voorbaat vast dat ook al zou de erfdienstbaarheid bestaan het plan niet binnen de planperiode kan worden uitgevoerd. Hierbij is in aanmerking genomen dat de woningen aan de Westenenkerzijweg een rechtstreekse ontsluiting hebben op deze openbare weg zodat deze woningen voor hun ontsluiting niet afhankelijk zijn van een erfdienstbaarheid op het perceel [locatie 1]. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting ziet de Afdeling voorts geen grond voor het oordeel dat verweerders niet in redelijkheid het standpunt hebben kunnen innemen dat het plan uit een stedenbouwkundig oogpunt past in de omgeving. Hierbij is in aanmerking genomen dat het aangewezen beschermd stadsgezicht “Metaalbuurt en omgeving”, waar het plan onderdeel van uitmaakt, onder meer uit woningen met twee bouwlagen bestaat. Verder is bij de situering van het bebouwingsvlak rekening gehouden met de bestaande voorgevelrooilijnen van de aangrenzende woningen en de afstanden ten opzichte van nabij gelegen woningen. 2.7. Gezien het vorenstaande hebben verweerders zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellant heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerders terecht goedkeuring hebben verleend aan het plan. Het beroep is ongegrond. 2.8 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat. w.g. Bartel w.g. Broekman Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2002 12-427.