Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF0285

Datum uitspraak2002-11-13
Datum gepubliceerd2002-11-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200202792/1
Statusgepubliceerd


Uitspraak

200202792/1. Datum uitspraak: 13 november 2002 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: de vennootschap onder firma, VOF Camping “De Nolle” en [appellant], gevestigd respectievelijk, wonend te [plaats], en gedeputeerde staten van Zeeland, verweerders. 1. Procesverloop Bij besluit van 30 augustus 2001 heeft de gemeenteraad van Vlissingen, op voorstel van burgemeester en wethouders van 23 augustus 2001, reg.nr. GG/ow/125, vastgesteld het bestemmingsplan "Boulevard, 9e herziening". Het besluit van de gemeenteraad en het voorstel van burgemeester en wethouders zijn aan deze uitspraak gehecht. Verweerders hebben bij hun besluit van 26 maart 2002, kenmerk: 022985/620/9, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Het besluit van verweerders is aangehecht. Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 27 mei 2002, bij de Raad van State ingekomen per faxbericht op 27 mei 2002 en ingekomen per post op 28 mei 2002, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 2 juli 2002 hebben verweerders voor hun verweer verwezen naar het besluit omtrent goedkeuring van 26 maart 2002. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 november 2002, waar appellante in persoon en bijgestaan door mr. P.J. Hödl, advocaat te Arnhem, en verweerders, vertegenwoordigd door ir. E.A. Dekker, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn verschenen de gemeenteraad, vertegenwoordigd door W.J.C. Vael, ambtenaar van de gemeente en LTC de Schelde, vertegenwoordigd door [gemachtigde]. 2. Overwegingen 2.1. Het plan voorziet onder andere in de actualisering van het terrein van Camping “De Nolle”, de midgetgolfbaan, de tennisvereniging “LTC de Schelde” (hierna: LTC de Schelde) en de scouting. Het plan maakt de oprichting van lichtmasten mogelijk ten behoeve van drie tennisbanen van LTC de Schelde aan de Burgemeester van Woelderenlaan 3. Bij het bestreden besluit hebben verweerders het plan goedgekeurd. 2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerders de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben verweerders er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht. De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast. 2.3. Appellanten stellen dat verweerders het plan ten onrechte hebben goedgekeurd. Zij voeren aan dat het plan in strijd is met het provinciale beleid ten aanzien van recreatie. Appellanten betogen verder dat sprake is van een onjuiste belangenafweging, nu het plan zal leiden tot onevenredige aantasting van het kampeergenot van de gasten en het woongenot van Tesselaar. Zij zijn voorts van mening dat de noodzaak voor verlichting van het terrein van LTC de Schelde ontbreekt, aangezien hier sprake is van een teruglopend ledenaantal. Appellanten vrezen verder voor lichthinder gezien de afstand van 15 meter tot aan de dienstwoning van Tesselaar en de situering direct bij de kampeerplaatsen. In dit verband bestrijden zij het namens de gemeenteraad uitgevoerde strooilichtonderzoek met een eigen lichtonderzoek. 2.4. De gemeenteraad stelt zich op het standpunt dat het plan de belangen van appellanten niet op een onevenredig nadelige wijze zal beïnvloeden. In planologische zin wordt slechts de mogelijkheid gecreëerd om drie tennisbanen te verlichten. De bouwhoogte van de lichtinstallaties mag maximaal 8 meter bedragen. Uit het strooilichtonderzoek blijkt volgens de gemeenteraad verder dat het strooilicht buiten de banen zodanig sterk afneemt dat geen sprake zal zijn van een onaanvaardbare aantasting van het woongenot van Tesselaar. 2.5. Verweerders hebben geen reden gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en hebben het plan goedgekeurd. Zij kunnen instemmen met het standpunt van de gemeenteraad. Verweerders stellen zich verder op het standpunt dat het plan niet in strijd is met het provinciale beleid inzake kwaliteitsverbetering en productdifferentiatie van het bestaande recreatieve aanbod. 2.6. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat verweerders niet in redelijkheid het standpunt hebben kunnen innemen dat het plan niet in strijd is met het provinciale beleid. Evenmin is aannemelijk geworden dat het kampeergenot van de gasten en het woongenot van Tesselaar onevenredig worden aangetast. Hierbij is in aanmerking genomen dat Camping “De Nolle” een stadscamping is die ligt rond en in de directe nabijheid van de tennisbanen. Deze ligging is ook in de omschrijving van de camping in gidsen opgenomen. De camping maakt deel uit van een stedelijk recreatiegebied met verschillende recreatieve voorzieningen. Tevens is in aanmerking genomen dat slechts drie van de zeven tennisbanen worden verlicht en dat de hoogte van de lichtmasten is beperkt tot maximaal 8 meter. Voorts is ter zitting gebleken dat het strooilicht zal worden beperkt door het hek van de tennisbanen dat bekleed is met een ondoorzichtige afscherming en door een rij coniferen. Bovendien is ter zitting gebleken dat de dienstwoning van Tesselaar nog gedeeltelijk wordt afgeschermd door de bebouwing van de sanitaire voorzieningen op de camping. De Afdeling is verder van oordeel dat het namens appellanten uitgevoerde lichtonderzoek niet aantoont dat aan het strooilichtonderzoek, dat aan het plan ten grondslag is gelegd, gebreken kleven dan wel dat de uitkomsten van dit onderzoek onjuist zijn. Voor zover appellante de noodzaak van de verlichting in twijfel trekt, overweegt de Afdeling dat aannemelijk is gemaakt dat de noodzaak van het plan aanwezig is. Hierbij is in aanmerking genomen dat LTC de Schelde de verlichting juist wil aanbrengen om te voorkomen dat haar leden zullen overstappen naar een andere tennisvereniging met baanverlichting. Ten overvloede merkt de Afdeling op dat burgemeester en wethouders op grond van paragraaf 1.5. van de bijlage behorende bij het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer nog nadere eisen kunnen stellen ten aanzien van de verlichting. Overigens zal in de erfpacht- en opstalovereenkomst een beperking van de speeltijd tot 22.30 uur worden vastgelegd en in de pachtovereenkomst van de tennisbanen zal worden vastgelegd dat de tennisbaanverlichting niet gebruikt mag worden tijdens het campinghoogseizoen van 1 juni tot en met 15 augustus. 2.7. Gezien het vorenstaande hebben verweerders zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerders terecht goedkeuring hebben verleend aan het plan. Het beroep is ongegrond. 2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat. w.g. Bartel w.g. Broekman Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2002 12-427.