Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF0291

Datum uitspraak2002-11-13
Datum gepubliceerd2002-11-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200103463/1
Statusgepubliceerd


Uitspraak

200103463/1. Datum uitspraak: 13 november 2002 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: burgemeester en wethouders van Soest, appellanten, en de Staatssecretaris van Defensie, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 22 juli 1999, no. MG1999002332, heeft verweerder afwijzend beslist op de aanvraag van appellanten om wijziging van de aanwijzing van het militaire luchtvaartterrein Soesterberg. Bij besluit van 12 april 2000, no. CBD99/004/A, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 18 mei 2000, bij de rechtbank Utrecht ingekomen op 22 mei 2000, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 19 juni 2000 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft het beroep bij brief van 10 juli 2001 doorgestuurd naar de Raad van State, alwaar het op 11 juli 2001 is ingekomen. Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van verweerder. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 mei 2002, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. N.S.J. Koeman, advocaat te Amsterdam, en ing. S.G.T. Koekoek, gemachtigde, en verweerder vertegenwoordigd door mr. H. Zilverberg en drs. A.N. Leffers, beiden ambtenaar bij het ministerie, alsmede kap. mr. C.H.M. Stratenus, werkzaam bij de Koninklijke Luchtmacht, zijn verschenen. Voorts is, namens gedeputeerde staten van Utrecht, S.W.A. Kreuger, ambtenaar van de provincie, daar gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 27, eerste lid, van de Luchtvaartwet (verder: Lvw) kan, voor zover thans van belang, de Minister van Defensie in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer een aanwijzing tot luchtvaartterrein te allen tijde wijzigen. 2.2. Appellanten hebben verweerder gevraagd om met toepassing van artikel 27, eerste lid, van de Lvw de aanwijzing van het militaire luchtvaartterrein Soesterberg te wijzigen, in die zin dat de rond het luchtvaartterrein vastgestelde geluidszone in overeenstemming wordt gebracht met het werkelijke gebruik van het luchtvaartterrein. Bij besluit van 22 juli 1999 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen, welke afwijzing hij bij het bestreden besluit heeft gehandhaafd. 2.3. Appellanten voeren aan dat het besluit van 22 juli 1999 onbevoegd is genomen, nu het niet in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is genomen. 2.4. Uit het besluit van 22 juli 1999 blijkt niet dat dit besluit in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is genomen. Ook anderszins is niet gebleken dat door verweerder bij het nemen van het besluit is gehandeld in overeenstemming met deze minister. Het besluit van 22 juli 1999 is dan ook in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Lvw genomen. Gelet hierop heeft verweerder bij het bestreden besluit het onbevoegd genomen besluit van 22 juli 1999 ten onrechte ongewijzigd gehandhaafd en de bezwaren ongegrond verklaard. 2.5. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en dient het bestreden besluit te worden vernietigd. 2.6. Verweerders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het beroep gegrond; II. vernietigt het besluit van de Staatssecretaris van Defensie van 12 april 2000, CBD99/004/A; III. veroordeelt de Staatssecretaris van Defensie in de door appellanten in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 322,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de Staat der Nederlanden (het ministerie van Defensie) te worden betaald aan appellanten; IV. gelast dat de Staat der Nederlanden (het ministerie van Defensie) aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (ƒ 450,00/€ 204,20) vergoedt. Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, Voorzitter, en mr. J.R. Schaafsma en mr. Th.G. Drupsteen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J.W.P. van Gastel, ambtenaar van Staat. w.g. Dolman w.g. Van Gastel Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2002 261-336.