Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF0316

Datum uitspraak2002-11-13
Datum gepubliceerd2002-11-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200202582/3
Statusgepubliceerd


Uitspraak

200202582/3. Datum uitspraak: 13 november 2002 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het verzoek van [appellant], wonend te [woonplaats], om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 17 april 2002, in zaak no. 200102006/1. 1. Procesverloop Bij uitspraak van 17 april 2002, in zaak no. 200102006/1, heeft de Afdeling de aangevallen uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 7 maart 2001 bevestigd. Deze uitspraak is aangehecht. Bij brief van 8 mei 2002 heeft verzoeker de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. De gronden zijn aangevuld bij brief van 10 juni 2002. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 26 juni 2002 hebben burgemeester en wethouders van Castricum een memorie van antwoord ingediend. Bij brieven van 3 juli 2002 en van 3 september 2002 heeft verzoeker een memorie ingediend. Bij brief van 6 juli 2002 heeft [partij] een memorie ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 oktober 2002, waar verzoeker en zijn echtgenote in persoon, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door S.C.M. Waardenburg en M.F. Tromp, ambtenaren der gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die: a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. 2.2. In het verzoekschrift heeft verzoeker vermeld waarom hij het niet eens is met de uitspraak. Het bijzondere rechtsmiddel herziening dient er evenwel niet toe om een geschil waarin is beslist, naar aanleiding van de uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen. Verzoeker draagt geen feiten of omstandigheden als bedoeld in voormelde bepaling aan. De kennelijke verschrijving in de uitspraak van 17 april 2002 onder overweging 2.6.- vermeld is het primaire besluit van 7 maart 2000 in plaats van het primaire besluit van 20 juli 1999 waarbij burgemeester en wethouders bouwvergunning hebben verleend voor het uitbreiden van de woning en het plaatsen van een tuinhuis op het perceel [locatie] - kan niet worden aangemerkt als een omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht. 2.3. Het verzoek dient te worden afgewezen. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, ambtenaar van Staat. w.g. Lubberdink w.g. Wilbers-Taselaar Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2002 71-387.