
Jurisprudentie
AF0322
Datum uitspraak2000-03-01
Datum gepubliceerd2006-08-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
ZaaknummersR 15/00
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-08-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
ZaaknummersR 15/00
Statusgepubliceerd
Indicatie
Schuldenaar gaat vlak voor indiening verzoek Wsnp een nieuwe schuld aan, zonder elders lopende verplichtingen te melden aan kredietbank (dezelfde kredietbank) aan welke een verklaring ex art. 285 lid 1 Fw was gevraagd, waarbij wèl melding was gemaakt van die verplichtingen; niet te goeder trouw.
(N.B. Is een dergelijke recente lening niet per definitie niet te goeder trouw?)
Uitspraak
Vonnis van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht,
enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken;
Op 1 februari 2000 is ter griffie binnengekomen een verzoekschrift met bijlagen van X., wonende te P.,
strekkende tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Bij vonnis van 9 februari 2000 is de schuldsanering voorlopig van toepassing verklaard.
Op de zitting van 23 februari 2000 heeft de rechtbank nader onderzoek gedaan naar de vordering op verzoeker van de Kredietbank Utrecht. Bij die gelegenheid zijn verzoeker, de bewindvoerder en de Kredietbank gehoord.
Omtrent de feitelijke gang van zaken is het volgende gebleken.
In november 1999 heeft verzoeker zich gewend tot de Kredietbank voor afgifte van een verklaring als bedoeld in artikel 285 lid 1 onder e van de Faillissementswet. De aanvraag is in behandeling genomen. Op 2 januari 2000 heeft verzoeker zich wederom tot de Kredietbank gewend, dit keer met een aanvraag van een persoonlijke lening van f.15.000,-. Hoewel op het aanvraagformulier wordt gevraagd naar elders lopende verplichtingen/schulden en verzoeker en zijn echtgenote een schuldenlast hebben van circa f.280.000,-, is daarvan op het aanvraagformulier geen opgave gedaan. Op 18 januari 2000 is door de Kredietbank een persoonlijke lening verstrekt van F 8.000,-, terug te betalen in 60 maandelijkse termijnen. De gevraagde verklaring is op 27 januari 2000 afgegeven. Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is op 1 februari 2000 bij deze rechtbank ingekomen.
Verzoeker heeft het standpunt ingenomen dat het niet nodig was wederom opgave te doen van de schulden die hij en zijn echtgenote hebben, omdat die gegevens al bij de Kredietbank bekend waren. Hij meent te goeder trouw gehandeld te hebben.
De rechtbank is het met dat standpunt niet eens. Duidelijk is dat verzoeker bij het aangaan van de lening niet de bedoeling gehad kan hebben het geleende bedrag daadwerkelijk terug te betalen aan de Kredietbank. Hij had moeten beseffen dat de Kredietbank onder deze omstandigheden uiteraard niet bereid zou zijn de lening te verstrekken. Dat de lening niettemin verstrekt is, berust -zoals ter zitting door de Kredietbank is toegelicht- op een gebrek aan communicatie tussen de verschillende afdelingen binnen de Kredietbank . Dit had verzoeker volstrekt duidelijk moeten zijn. In ieder geval had hij dienen na te gaan of de Kredietbank op de hoogte was van de omstandigheden waaronder de lening werd verstrekt.
Gelet op het voorgaande kan verzoeker ten aanzien van het ontstaan van de schuld aan de Kredietbank niet als te goeder trouw worden aangemerkt. Mede gelet op de hoogte van de schuld, is dit reden het verzoek af te wijzen.
Beslissing:
De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C.J. de Heij, lid van voornoemde kamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 maart 2000, in tegenwoordigheid van de griffier.