
Jurisprudentie
AF0329
Datum uitspraak2000-02-23
Datum gepubliceerd2006-08-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers98/4001 R
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-08-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers98/4001 R
Statusgepubliceerd
Indicatie
Schone lei vereenvoudigde procedure na één jaar.
Uitspraak
nummer verklaring: ZWDO119800012
Arrondissementsrechtbank te Dordrecht
Enkelvoudige kamer
Bij vonnis van deze kamer van 23 december 1998 is de definitieve schuldsanering uitgesproken ten aanzien van:
X.,
geboren op ...
wonende te P.
Op 10 december 1999 heeft de bewindvoerder een verzoek ingediend tot beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 352 lid 2 van de Faillissementswet.
Bij beslissing van de rechtbank d.d. 8 februari 2000 is de behandeling tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling vastgesteld op 23 februari 2000.
Op 17 februari 2000 is door de bewindvoerder schriftelijk verslag uitgebracht ten aanzien van de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling- Het verslag houdt onder meer in dat redelijkerwijs niet de verwachting bestaat dat de schuldenaar geheel of gedeeltelijk aan zijn verplichtingen kan voldoen en naar het oordeel van de bewindvoerder de schuldenaar zijn uit de schuldsanering voortvloeiende verplichtingen is nagekomen.
De schuldenaar, de bewindvoerder en de rechter-commissaris zijn ter zitting verschenen. De rechter-commissaris heeft zich bij het oordeel van de bewindvoerder aangesloten.
Ter zitting zijn geen schuldeisers verschenen.
De rechtbank stelt vast dat nog geen dag voor de verificatievergadering is bepaald en een jaar is verstreken sinds de uitspraak tot definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling. Voorts is ter zitting aannemelijk geworden dat de schuldenaar reeds voor de datum van ingang van de schuldsaneringsregeling een lange periode heeft geleefd van een minimaal inkomen en heeft getracht zijn schuldeisers zoveel mogelijk te bevredigen. Deze omstandigheid is reden de duur van de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beperken tot de termijn dat de regeling thans van toepassing is geweest.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat redelijkerwijs niet de verwachting bestaan dat de schuldenaar geheel of gedeeltelijk aan zijn verplichtingen kan voldoen. De rechtbank neemt daarbij mede in overweging dat het saldo van de boedelrekening slechts circa fl. 1.500,-. bedraagt, op welk bedrag het salaris van de bewindvoerder en de kosten van publicaties nog in mindering komen. Nu bovendien niet is gebleken van omstandigheden als bedoeld in artikel 350, derde lid ander c,d of e Faillissementswet, dient de schuldsaneringsregeling te worden beëindigd.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen. De kosten van de in de schuldsaneringsregeling bevolen publicaties komen ten laste van de schuldenaar.
Beslissing
De rechtbank:
• stelt vast dat de schuldenaar:
niet toerekenbaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsanering voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten;
• beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
• stelt het bedrag van het salaris van de bewindvoerder vast op f 440,63 (inclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting);
• bepaalt dat de kosten van de in de Faillissementswet bevolen publicaties ten laste van de schuldenaar komen;
Gewezen door mr P.C.J. de Heij, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 februari 2000 in tegenwoordigheid van de griffier.