Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF0330

Datum uitspraak2002-11-11
Datum gepubliceerd2002-11-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers02/72 BESLU
Statusgepubliceerd


Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN Sector bestuursrecht Uitspraak ex artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht Reg.nr.: 02/72 BESLU Inzake het geding tussen [naam eiser], wonende te [woonplaats], eiser, en de burgemeester van Terschelling, verweerder, gemachtigde: mr. G. Martens, werkzaam bij verweerders gemeente. Procesverloop Bij besluit van 13 december 2001 heeft verweerder het bezwaarschrift van eiser tegen het primaire besluit van 12 juni 2001 deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld. Desgevraagd heeft de Stichting Terschellings Oerol Festival meegedeeld als partij aan het geding deel te willen nemen. Het geding is behandeld ter zitting van de rechtbank, enkelvoudige kamer, op 17 september 2002. Eiser is in persoon verschenen. Verweerder is bij gemachtigde verschenen. De Stichting Terschellings Oerol Festival is niet verschenen. Motivering Eiser bezit een vakantiewoning aan de [adres], Terschelling. Op 16 maart 2001 heeft de Stichting Terschellings Oerol Festival verweerder verzocht vergunning te verlenen voor het Oerolfestival in de periode van 15 tot en met 24 juni 2001. Vanaf 3 mei 2001 heeft verweerder gedurende 4 weken een ontwerp-vergunning ter inzage gelegd en belanghebbenden in de gelegenheid gesteld hun zienswijze kenbaar te maken. Bij besluit van 12 juni 2001 heeft verweerder vergunning verleend aan de Stichting Terschellings Oerol Festival voor het houden van het Oerolfestival in de periode van 15 tot en met 24 juni 2001. De vergunning omvat, voor zover in dit geding van belang, 6 voorstellingen van "Footsbarn" op de locatie "noodcamping te [adres]" in de periode van 15 tot en met 20 juni (aanvang steeds om 20.30 uur; geluid: akoestisch), waarbij de opbouw plaats mag vinden vanaf 11 juni. Aan de vergunning zijn onder meer de volgende (voor het hele Oerolfestival geldende) voorschriften verbonden: tijdens de laatste 4 dagen voor de aanvang van het festival mogen de voorbereidingen geen onaanvaardbare overlast veroorzaken voor de omgeving, het gebruik van geluidsapparatuur is niet toegestaan na 23.00 uur en de locatievoorstellingen en de try-outs dienen uiterlijk om 24.00 uur beƫindigd te zijn. Eiser heeft een bezwaarschrift ingediend tegen de hierboven omschreven vergunning voor het gebruik van de noodcamping in [adres]. Volgens eiser wordt zijn woongenot hierdoor te veel beperkt. De afstand tussen de achterkant van zijn huis en de noodcamping is ongeveer 13 meter en de noodcamping is niet bestemd voor dit soort voorstellingen, aldus eiser. Bij het nu bestreden besluit heeft verweerder het bezwaarschrift deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard, overeenkomstig het advies van de commissie voorbereiding beslissing beroep- en bezwaarschriften. Voor zover het de aanwijzing van de noodcamping als festivallocatie betreft heeft verweerder het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard, omdat het festival gedurende meerdere jaren op deze locatie heeft plaatsgevonden en eiser hiertegen nooit bij een rechter is opgekomen. In dit verband heeft verweerder nog overwogen dat eisers bezwaren onvoldoende rechtsgronden bevatten die dwingen tot de conclusie dat het onderhavige terrein niet voor het festival gebruikt zou mogen worden. Verweerder heeft het bezwaarschrift voor het overige ongegrond verklaard. Volgens verweerder dienen de belangen van Terschelling (zoals promotie vanuit toeristisch en artistiek perspectief), van de aan Oerol deelnemende personen en groepen en van de festivalbezoekers zwaarder te wegen dan eisers private belangen. In beroep heeft eiser verzocht de in zijn bezwaarschrift naar voren gebrachte bezwaren aan te merken als gronden van het beroep. In dit geding moet worden beoordeeld of het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt. Ingevolge artikel 2.2.2 van de Algemene plaatselijke verordening is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van: a. de openbare orde; b. het voorkomen of beperken van overlast; c. de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen; d. de zedelijkheid of gezondheid. De rechtbank stelt voorop dat verweerder naar haar oordeel ten onrechte het bezwaarschrift van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard voor zover het betreft de aanwijzing van de noodcamping in [adres] als locatie waar voorstellingen in het kader van het Oerolfestival plaatsvinden. De omstandigheid dat eerdere vergunningen voor deze locatie niet in een gerechtelijke procedure zijn aangevochten brengt niet met zich mee dat de nu in geding zijnde aanwijzing van de noodcamping in [adres] als festivallocatie niet (meer) voor bezwaar zou openstaan. Er is hier geen ontvankelijkheidsvereiste aan de orde, zodat verweerder het bezwaarschrift ten onrechte deels niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank zal hier echter geen gevolgen aan verbinden, aangezien uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder het door eiser aangevochten (deel-)besluit van 12 juni 2001 heeft heroverwogen, met inbegrip van de aanwijzing van de in geding zijnde locatie. Niet gebleken is dat eiser door deze handelwijze van verweerder op enige wijze is benadeeld. In dit geding is de vraag aan de orde of verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten vergunning te verlenen voor de voorstellingen op de noodcamping in [adres]. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt hiertoe het volgende. Het Oerolfestival is een jaarlijks terugkerend evenement dat plaatsvindt op een groot aantal locaties verspreid over Terschelling. Zoals verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt, heeft het Oerolfestival een aanzienlijke economische en maatschappelijke betekenis voor de inwoners van Terschelling. Het festival geniet grote publieke belangstelling en trekt veel bezoekers naar het eiland. De in geding zijnde (6) voorstellingen mogen aanvangen om 20.30 uur en moeten uiterlijk om 24.00 uur zijn beƫindigd. Met inbegrip van de opbouw mogen de activiteiten ter plaatse in totaal 10 dagen beslaan. Op het terrein mogen onder andere een grote tent, 15 caravans en auto's en een aggregaat worden geplaatst. Gelet hierop, alsmede gezien de overige voorwaarden waaronder de vergunning is verleend, is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende maatregelen heeft getroffen om te voorkomen dat eiser als bezitter van een vakantiewoning aldaar onaanvaardbare overlast zou kunnen ondervinden. Verweerder heeft het algemene belang dat gediend is met het Oerolfestival in redelijkheid zwaarder kunnen laten wegen dan het individuele belang van eiser. Het beroep is ongegrond. De rechtbank acht geen termen aanwezig om met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een partij te veroordelen in de proceskosten. Beslissing De rechtbank: verklaart het beroep ongegrond. Aldus gegeven door mr. E. de Witt, rechter, en door hem in het openbaar uitgesproken op 11 november 2002 in tegenwoordigheid van mr. B.M. van der Doef als griffier. w.g. B.M. van der Doef w.g. E. de Witt Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in artikel 6:13 juncto 6:24 van de Awb. Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan: De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Postbus 20019 2500 EA Den Haag In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt. Afschrift verzonden op: 11 november 2002