
Jurisprudentie
AF0368
Datum uitspraak1999-08-24
Datum gepubliceerd2006-08-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers99/397/R 58314
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-08-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers99/397/R 58314
Statusgepubliceerd
Indicatie
De rechtbank is niet van oordeel dat verzoeker niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden. De omvang van de overige schulden is zodanig dat verzoeker, mede gezien zijn jeugdige leeftijd, deze in redelijkheid binnen een afzienbare periode moet kunnen voldoen. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat het zijn psychische rust ten goede zal komen als hij van zijn schuldenlast wordt bevrijd. De rechtbank gaat er van uit dat de wetgever, hoewel niet onmiskenbaar, de schuldsanering niet voor deze situatie in het leven
Het verzoek tot definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling dient derhalve te worden afgewezen.
Uitspraak
Arrondissementsrechtbank Haarlem
Enkelvoudige kamer
X. te P.
Verzoeker,
heeft op 10 augustus 1999 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Ter terechtzitting van 24 augustus 1999 is verzoeker gehoord.
Mede gelet op het proces-verbaal van verhoor van de terechtzitting van 24 augustus 1999, waarvan de inhoud als hier ingevoegd dient te worden beschouwd, is de rechtbank niet van oordeel dat verzoeker niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden. Immers, de vordering van de Rabobank is tot onbepaalde tijd opgeschort en in dit kader bestaat er nog de mogelijkheid een kwijtscheldingsprocedure m.b.t. het staatsgegarandeerde gedeelte op te starten waarvan verzoeker tot op heden geen gebruik van heeft gemaakt. Ter zake van de vordering m.b.t. de leenbijstand van de gemeente Y. is een verzoek gedaan deze kwijt te scheiden en inzake de Tante Agaath-lening heeft de vader van verzoeker ter zitting verklaard deze niet op te zullen eisen. Hiermee bestaat voor genoemde schulden vooralsnog een situatie die vergelijkbaar is met een minnelijke regeling. De omvang van de overige schulden is zodanig dat verzoeker, mede gezien zijn jeugdige leeftijd, deze in redelijkheid binnen een afzienbare periode moet kunnen voldoen. Een betalingsregeling, eventueel met behulp van derden, moet daarbij niet uitgesloten worden geacht.
Geconfronteerd met de hierboven vermelde conclusie heeft verzoeker ter zitting verklaard dat het zijn psychische rust ten goede zal komen als hij van zijn schuldenlast wordt bevrijd.
De rechtbank gaat er van uit dat de wetgever, hoewel niet onmiskenbaar, de schuldsanering niet voor deze situatie in het leven heeft geroepen.
Het verzoek tot definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling dient derhalve te worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
-wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. M.C.M. van Dijk, rechter, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 augustus 1999 in tegenwoordigheid van de griffier.